woensdag 6 juli 2011

Het is koers!

Sinds kort ben ik toegetreden tot het gilde der wielerbloggers. Mijn eerste stuk verscheen maandag 4 juli op http:/hetiskoers.nl. Voor de enkeling die deze fantastische blog niet op de voet volgt, plaats ik mijn posts hier nog eens. 

Toen de Tour door Uden kwam

Zondag 30 juni 1996. Die dag doorkruiste de Tour de France de provincie Noord-Brabant. Ergens halverwege de etappe Den Bosch-Den Bosch deed het peloton - ja, echt! - mijn geboorteplaats Uden aan. Ook al was ik drie jaar eerder naar de grote studentenstad vertrokken, toch keerde ik die dag eind juni nog even terug.

Voor de Tour doe je dat soort dingen. Ik wel in elk geval.

Daar stond ik dan. Op de rotonde bij de Aldi.

Ik zag hysterische reclamekaravaanmeisjes zwaaien naar buurman Harrie. Ik zag strenge gendarmes een meute dronken Udenaren in bedwang houden voor café/zalencentrum ’t Cafeeke. En ik stond schouder aan schouder met Adrie, mijn voetbaltrainer-met-matje van bij de f-jes, toen Miguel Indurain, Bjarne Riis, Richard Virenque en een slordige 200 andere helden met een rotvaart langs schoenenwinkel Dingemans raasden.

Die dag is een stukje Sander gestorven. Het heeft slechts 22 jaar oud mogen worden.

Vroeger - we spreken over eind jaren ’70, begin jaren ‘80 - liep ik hele zomers lang met een Renault-petje op m’n hoofd. Ik was voor Bernard Hinault. Geen idee waarom. Het was nu eenmaal zo. Mijn Bretonse held reed bij de Renault-ploeg, vandaar dat petje. ’s Avonds in bed verslond ik stiekem, met de zaklamp onder de dekens, de Tourboeken van Theo Koomen. En in de eerste drie weken van juli kroop ik dagelijks bijna in een krakende transistorradio om te luisteren naar even opgewonden als onverstaanbare Franse wielerverslaggevers.

Dat laatste moet ik even uitleggen.

Wij, dat wil zeggen mijn francofiele ouders en drie volgzame kindertjes, bivakkeerden ieder jaar vier weken lang ergens in de Franse bush. Zover mogelijk van de beschaving, daarop selecteerden mijn ouders de vakantiehuisjes. Heerlijke zomers waren het, daar niet van, maar echt wielerfanvriendelijk was het allemaal niet. Geen tv, dat was het ergste. En bovenop een bergtop of diep in een onvindbaar dal was de radio-ontvangst niet altijd even goed. Zacht uitgedrukt. Niet zelden lazen we pas een dag later in sportkrant l’Equipe, die mijn vader honderden kilometers verderop in het dichtstbijzijnde gehucht had gekocht, wie achter Hinault als tweede was geëindigd.

Prachtige herinneringen.

Ergens in die vier eindeloze weken was daar altijd De Dag. De dag waarop de Tour ‘in de buurt’ was. En zo niet, dan gingen wij naar de Tour. Bij veertig graden vier uur heen, vier uur terug met z’n vijven in een Renaultje 4? Wandeltochten van zes uur over drie cols van de buitencategorie? Pas de problème. Wij waren erbij, met picknickmand en spandoek. Allez Bernard! Helse tochten waren het, met als beloning een minuut of tien, vijftien opperste spanning. De renners kwamen voorbij. Hinault voorop; Knetemann achteraan. De rest herkende je niet.

Pure magie.

En toen kwam de Tour door Uden. 

2 opmerkingen: