vrijdag 29 juli 2011

Voetbalvriend

Hij lacht altijd, vriendelijk maar verlegen, verft z’n haar en is een beetje van onbestemde leeftijd. Mijn buurman op de NEC-tribune. Ik schat ‘m op 65 jaar. Of 60. Of 70. Bert noem ik hem hier voor het gemak even. Of beter: Bertje. Want mijn buurman is een buurmannetje. Hooguit 1.60 is ‘ie. Z’n kleren - spijkerjack, spijkerbroek - slobberen altijd wat om hem heen. Het zadel van z’n fiets staat vast ook te hoog. Wedden? Dat zie je vaker bij kleine mannetjes. Alsof ze hun gebrek aan lengte ontkennen.
Bertje is een echte Nimwegenaar. Hij zegt veur waar hij voor bedoelt. Bijvoorbeeld: “Zeg buurman, waarveur staan we hier eigenlijk elke week?” Want nuilen kan Bertje als de beste. Maar Bertje is ook een schat, met het hart op de goede plek. Iedere week een welgemeende handdruk, gevolgd door een onhandige schouderklop en dan: “Hoe is het met de kleintjes? En met dat leuke frouwtje van je?”

Nee, Bertje heeft z’n ogen niet in de zak zitten. Niet in z’n broekzak in elk geval.

Bertje is ook een echte fan. Een liefhebber. Bloedfanatiek, zeker als we tegen Ajax, PSV of Vitesse moeten. Dan zit ‘ie nog eerder dan normaal op de nog lege tribune. Zonder kopje koffie, en zonder vette hamburger of broodje worst. Hij zit daar en kijkt. En lacht vriendelijk als iemand iets tegen ‘m zegt. Zodra ik naast ‘m ga zitten, brandt ‘ie los. Hele verhalen. Over z’n zoon en diens kleintjes. Mooie kereltjes. Over z’n pijntjes, hier en daar. Z’n rug, z’n benen. Altijd op de vrachtwagen gezeten, vandaar. Maar vooral over voetbal, voetbal, en voetbal. En over zijn cluppie. “Hèjje geheurd wat die snor gisteren over enniessee zei?”
Mijn antwoord doet er niet wezenlijk toe. Hij praat al verder; ik lach vriendelijk. Meer hoeft ook niet. Bertje en ik zijn voetbalvrienden. We weten vrijwel niets van elkaar, zouden elkaar in het ‘normale leven’ nooit hebben leren kennen, maar als de scheidsrechter blundert, schelden we samen. Als NEC scoort, dansen en springen we samen. En als NEC van Vitesse wint, knuffelen we elkaar. Heel lang en intiem. Maar daar praten we niet over. Stel je voor. We zijn gewoon voetbalvrienden, hè, meer niet.

Sinds een halfjaar zie ik Bertje niet meer.

Het begon met één duel, ergens vlak voor de winterstop. “Hé, jongens, Bertje is er niet.” De week erna: geen Bertje. Vreemd hoor. En ergens ook niet leuk. Bertje hoort erbij. Zo simpel is het. De winterstop passeert, weken worden maanden, het seizoen nadert z’n einde, maar geen spoor van Bertje. Zelfs tijdens de wedstrijden tegen Ajax, PSV en Vitesse blijft z’n plekje leeg. “Weet jij waar dat mannetje is gebleven?”, vraagt Bertjes buurman van de andere kant. Ik zeg dat ik het niet weet, lach wat schaapachtig, maak een flauwe grap en vervolgens halen we stoer onze schouders op. Maar diep in m’n hart ben ik bang. Bang dat er iets met Bertje is gebeurd. Dat het goed mis is met mijn voetbalvriend.

Over een week begint het seizoen weer. Ik ben heel bang dat er ineens een ander op Bertjes stoel zit.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten