zaterdag 26 januari 2013

Kopstukken: Johan Bruyneel


Het onvermijdelijke poloshirt, de bovenste knoopjes open. De gele Tour-accreditatie losjes om de hals. Dure zonnebril op het hoofd, de ogen lichtjes dichtgeknepen. De inmiddels wat vlezige onderarm hangt  nonchalant uit het autoraampje. Zo kennen we Johan Bruyneel, de man achter US Postal, Discovery en – vooral – de man achter Lance.

Of beter: naast Lance.

Lance en Johan, Johan en Lance. Van 1998 tot 2010 vormen ze een onafscheidelijk, onwaarschijnlijk succesvol duo. Waar Lance is, is Johan. Op de achtergrond, onopvallend, stiekem bijna. Maar hij is er, altijd en overal. Waar Lance spreekt, spreekt hij over Johan. Vol bewondering, vanzelfsprekend. En het belangrijkst: wint Lance, dan wint ook Johan. De ideale tweede man.

Laten we niet vergeten dat Bruyneel zelf een meer dan verdienstelijk renner was. Geen winnaar, verre van zelfs. Maar toch: een klasbak. Type mooie renner. Jongensachtig uiterlijk, engelengezicht. Immer goed gesoigneerd. Spierwitte sokken op glimmend gladde bruine beentjes. En om de strak geföhnde haren een fluorescerende haarband.

Had hij mogen kiezen, dan was Johan als Italiaan geboren.

Maar Johan is geen Italiaan. Hij is een Vlaming uit Izegem die een groot deel van z’n carrière in Spanje rijdt. Voor Once, de ploeg met de hysterische outfits en dito ploegleider. Gekke Manolo Saiz. Het is een ploeg die sierlijke Johan op het lijf geschreven is. Veel renners met de oogstrelende zit die klasse verraadt. Flyers zogezegd. Olano, Breukink, Zarrabeitia, Mauri, Zülle, Jalabert: net als Johan Bruyneel prima coureurs. Maar ook een beetje saai. Rustig, evenwichtig. Ideale schoonzoons.

Jongens van ‘net niet’.

Heeft dat stempel hem dwars gezeten?

In de nadagen van zijn loopbaan fietst Bruyneel nog twee seizoenen voor Rabobank, als wegkapitein. De eerste carrièreschreden als manager? Goed denkbaar. Zeker is dat Johan in de Tour van 1996 als Rabobank-renner in de afdaling van de Cormet de Roselend het ravijn induikt. Voor het oog van de camera zeilt hij over de vangrail. Hij valt diep. Heel diep. Maar zit een minuutje later alweer op zijn fiets.
Sierlijke Johan is ook een harde. Snoeihard. Voor zichzelf, nu nog.

Als renner wint Bruyneel niet erg veel. Maar als het raak is, dan is het goed raak. Neem de tweede etappe in de Tour van 1995. Dwars door de Ardennen gaat het, over het LBL-parkoers in grote lijnen. Die dag is hij de enige die een ontketende Indurain kan bijbenen. Mooie beelden zijn het: de Grote Zwijger die stoïcijns de enorme molen ronddraait. Gebeeldhouwde kop in de wind. In zijn kielzog de ranke Bruyneel, die nooit overneemt, maar wel de armen in de lucht mag steken in Luik.

Een fraai staaltje koerstactiek. Intelligent, gewiekst, leep. Overleven en winnen. Dat is de koers. Een knappe fysieke prestatie ook van Bruyneel, dat zeker. Maar toch weer: in de schaduw van een echte kampioen.

Net niet.

Nóg niet.

Eind 1998 stopt Johan als renner. Op hetzelfde moment ziet hij hoe ex-kankerpatiënt Lance Armstrong naar een vierde plek in de Vuelta rijdt. Het prikkelt hem; hij benadert de Amerikaan en overtuigt hem ervan dat die onder zijn leiding de Tour kan winnen. Alles wat nodig is, is keihard trainen, een stevige portie discipline en vechtlust. Daar heeft Lance genoeg van. En oké, er zijn wat verboden vruchten nodig. Maar daar schrikt Johan niet van. Hij is groot geworden in de ondoorzichtige Spaanse wielercultuur; de passie en de furie van mentor Saiz doen de rest. Lance is de juiste man op de juiste plek en op het juiste tijdstip voor Bruyneel. Als hij Het Project ‘Lance’ goed aanpakt, kan hij zijn talent als man-op-de-achtergrond volop benutten. En belangrijker: eindelijk eens écht gaan winnen.

Van ‘net niet’ naar ‘wel’.

Heel erg wel.

Manager Johan is een harde. Snoeihard. Voor anderen vooral, nu. Hij stelt een ploeg samen. Een ploeg vol trouwe adjudanten. Ja-knikkers, domme hardrijders of ambitieuze jongeren. Kerels die bibberend buigen voor Bad Cop Lance en denken dat Good Cop Johan het beste met ze voor heeft.

Steeds vaker staat Johans babyface op onweer. De vrolijke lach van vroeger, met de guitige voortandjes en de twinkeloogjes, is verdwenen. Wat rest is een zelfvoldane grijns op het pafferige gelaat. ‘We might as well win’, heet het boek dat hij met Lance uitbrengt. Er had beter kunnen staan: We must win, at all costs. De herinnering aan boyish Johan, de net-niet-winnaar en ideale schoonzoon, vervaagt. Hij heeft z’n buit binnen.

Dan, in 2012, valt Lance, en Johan valt mee. Diep, heel diep. Dieper nog dan in 1996. Maar Bruyneel is nog steeds een harde. Snoeihard. Hij komt terug. Eerst met een boek, in 2013 naar het schijnt. Riri’s Ma vérité zal erbij in het niet vallen. En daarna? Excuses, tranen en gladde praatjes op tv - niet bij Oprah maar bij Karl, Ivo of Mart. Verschil moet er zijn. Maar toch: de oplagecijfers zullen naar grote hoogten stijgen.

Slimme, gewiekste, lepe Johan overleeft. Vrees ik. Net als toen in Luik, in 1995.

Dat is nu eenmaal de koers.

vrijdag 4 januari 2013

Youp en de maatschappij


‘Weet u wat ik krijg voor deze column? 1.800 euro. Dat is vier euro per woord. Vier euro, mensen. Ik typ dus maar gewoon stug door. Woord voor woord voor woord….’

De makers van het tv-programma Bureau Sport hadden iets leuks bedacht. Weet je wat we doen? We vragen Youp van ’t Hek zich af te zetten tegen de poenerigheid van de topsport. Tegen de uitwassen van het ‘wereldje’ en tegen het decadente gedrag van met name jonge voetballers die te veel geld hebben.

Oh oh, die Balotelli toch, met z’n tien Porsches.

Waar moet het heen met de maatschappij? 

Geld, geld en geld. Daar draait de wereld om. Zei Youp. Sommigen onder ons beseffen niet meer wat normaal is. Gelukkig besloot meester Youp hen te helpen. Hij voerde z'n eigen honorarium en inspanningen aan als bewijs dat het anders kan. Er zijn mensen die het met minder moeten doen. Mario! Usain! Cristiano! Mensen die het niet voor het geld doen, maar voor de liefde voor het vak. Voor de eer. 

Of gewoon, voor de maatschappij. 

Zoiets bedoelde Youp. Denk ik. Ik denk ook dat Youp niet weet dat 1.800 euro voor zo'n stukje een tarief is waar de meeste schrijvers en columnisten slechts nat van dromen. 

Een zichzelf herhalende schreeuwlelijk die zich - voor 900 euro per uur – boos maakt over een uitgekauwd onderwerp. En daar de politiek correcte toffe jongen mee uithangt. Het is de reden waarom ik rode bultjes in mijn bilnaad krijg van de Jan-Jaap-van-der-Wallen en andere mannen (het zijn altijd mannen!) die een maatschappijkritische boodschap in hun voorstelling leggen.  

Nee, ik zeg het verkeerd: ze leggen die boodschap er bovenop. Heel dik.

Te dik. 

Deze week zag ik Theo Maassen op tv. Ik meende me te herinneren dat Theo vooral grappig was. En dat z'n shows nergens over gingen. Maar Theo bleek veranderd in een eersteklas moralist. Zo riep hij steeds, de armen pathetisch ten hemel geheven: ‘Ik weet het niet meer, met deze wereld.’ Of: ‘Die Geert Wilders, met de kopvoddentaks, dat kán toch niet?!’ En het toppunt: ‘Ik ben net veertig, het is een verwarrende periode.’
Tjonge.
Jonge.
Jonge zeg.

Nee, dan Ronald Goedemondt, die een uurtje na Theo op tv mocht. Niks geen pretenties, niks geen makkelijke meningen over dito onderwerpen. En vooral: geen ‘moraal van dit verhaal’. En toch van de eerste tot de laatste minuut boeiend. Geniaal cabaret kortom - hoog tempo, sterke timing en ontzettend veel originele grappen. Ik heb gewoon anderhalf uur gelachen.

Zo. Nu ga ik een stukje typen voor hetiskoers.nl. Uren zweten, voor nul euro. Daar maakt dan weer niemand zich kwaad over.