dinsdag 24 april 2012

Thuis

Vorige week op hetiskoers.nl:

Gekken en kinderen spreken de waarheid. Net als onwetenden. Neem mijn moeder. Ze weet he-le-maal niets van de koers. En dus zegt ze rake dingen als ze per ongeluk een glimp opvangt van de Amstel Gold Race op tv.
Er is nog 40 kilometer te koersen als mijn moeder verzucht: ‘Zo dom vind ik dat. Van die renners die wachten tot een ander achter een ontsnapte aan gaat. Dan win je toch nooit?!’ Mijn vader fronst, bijna onmerkbaar. Dan: een ferme slok van z’n pils. Licht gebrom.
Ruim veertig jaar huwelijk heeft de angel uit dit soort relationele pijnpuntjes gehaald. 

Valkenburg ligt 30 kilometer verderop.  

Ik doe net of ik naar de koers kijk - dood- en doodsaai - en geniet stiekem van mijn ouders. De een kijkt wielrennen, de ander maakt lasagna. Het is een prachtig evenwicht. Een komen en gaan van kleine ergernisjes, grote verschillen en een diep, wederzijds begrip voor elkaar.  
Zal ongetwijfeld iets met liefde te maken hebben. 

Het gaat snel, nog maar 20 kilometer tot de streep.  

Mijn moeder laat de lasagna even voor wat ‘ie is en steekt haar hoofd om de hoek. ‘Is het spannend, jongens?’, vraagt ze. De schat. Mijn vader begint enthousiast te vertellen welke renners op kop rijden, welke ploegen het achtervolgende werk opknappen, en ik zie mijn moeder alweer afdwalen.
De heg moet gesnoeid; het gras gemaaid.   
Denkt mijn vader na al die jaren nog steeds dat zij écht wil weten of de Rabo’s een deuk in een pakje boter rijden? Ik weet het niet.
Fascinerend.

De Keutenberg! Nog 10 kilometer.

Daar is ze weer, mijn moeder. Ze kietelt mijn vader even in z’n zij. ‘Wil je nog een biertje, ouwe brompot?’ Geen antwoord.
Laat hem maar, het is spannend, gebaar ik naar mijn moeder. Ze staat op, brengt ons twee Brand-biertjes en gaat met een glaasje wijn stilletjes naast ons zitten. Met z’n drieën kijken we naar de ontsnapping van Freire, het zwemmen van Terpstra, en het jagen van de kleine achtervolgende groep favorieten.
Mijn moeder kijkt geboeid toe. Het verbaast me. Zou ze toch…?

Nog 1 kilometer, we draaien de Cauberg op.

Bam. Mijn moeder staat op en begint de tafel af te ruimen. Gedurende een seconde of tien, vijftien – een eeuwigheid – staat ze stil, precies tussen ons en de Amstel Gold Race in. Dan schuifelt ze heel voorzichtig met een tjokvol dienblad voor het beeld langs.
Mijn vader vloekt zachtjes, en doet verwoede pogingen om mijn moeder heen te kijken. Ik doe hetzelfde. Met gymnastisch kunst- en vliegwerk slagen we er nog net in om de razendspannende sprint van de stervende zwanen te zien.  
‘Wie heeft er gewonnen?’, klinkt het uit de keuken.
‘Gasparotto, een Italiaan van Astana’, antwoordt mijn vader. ‘Freire heeft het net niet gehaald.’

Uit de keuken blijft het stil. En ik denk: sommige dingen veranderen nooit, godzijdank. 


donderdag 12 april 2012

Wij zijn renners


Ik ben een renner
Minstens duizend keer kapot gegaan
Heb dagen langs de kant staan wachten op een ander wiel
Om verder door de hel te kunnen gaan1

Vlaams Arsenaal, Nijmegen. Tweede Paasdag. Zo’n honderdvijftig koerszotten houden hun adem in. Een kleine man met gitaar zingt liederen. Diepe warme stem, rauw-realistische taal. Hoe herkenbaar, denken de honderdvijftig. Hij is renner, wij zijn renners. Ook wij gaan kapot op de fiets. Harkend, beukend, hoekig en lelijk. Zo fietsen wij, zo fietst de Flandrien. Verder op weg door de Hel. Dat is koers.

Ik ben een renner
Een soort beest dat jaagt
Op buit en prooi, roem en eer
En waar zelf ook op gejaagd wordt weer
Door gekken vol met gif

Ik ben een renner
Ze hebben me in de sloot geduwd
Me recht in mijn gezicht gespuwd
Om me te leren hoe het gaat
En dat je er nooit over praat
Want ik ben een renner2

Hij schreef boeken met titels als ‘Het buitenblad’ en ‘En de broodrenner, hij ploegde voort’. Maar Dries Vanysacker, als theoloog verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven, heeft meer interesses dan de koers. Hekserij bijvoorbeeld. Zwarte magie, tovenarij. Spannende materie. Maar helaas: wat gespreksleider Jeroen Wielaert ook aan creatieve bruggetjes bedenkt, hij verleidt de beminnelijke Belg niet tot enerverende uitspraken over hekserij in een modern jasje (lees: doping).

Dan maar naar de andere gast: Henk Lubberding, spraakzaam als altijd. “Henk, vertel nog eens: wat namen jullie zoal?” Maar Henk zit goed in z’n rol. “Nooit iets gemerkt van doping in de koers.” En in de ploeg? Zelf ooit uit verboden potjes gesnoept? “Ben je gek!” Nee, dan de soigneurs, die vertelden wel eens sterke verhalen. Over vroeger. “Renners die na acht uur koers als zotten het gazon gingen maaien.”

Ja, dat waren nog eens tijden.

Lubberding was wel vernieuwend, maar niet met pillen of spuiten. Voeding, daarin trok hij zijn eigen plan. “Ik at die biefstuk ’s ochtends niet op. Nooit gedaan ook.” Nuchtere Henk gooide nog meer heilige huisjes omver. Qua uiterlijk vooral. “Ze gingen stuk voor stuk naar de kapper, een dag voor de koers. Bijgeloof, tradities. Onzin. Je fietst er geen meter harder door. Ik liet het lekker wapperen. Post werd er gek van.”

Als de natte wind in je botten dringt
En de hamer zingt langs je oor:
‘Hier nog een lel dan op je nek!’
De keienstraat door je benen slaat
En het pijnbeest knaagt aan je knie,
Het einde loert in de drek.

Als de dunne schijt langs je dijen glijdt
En de hele zooi rijdt van je weg.
Nooit kom ik verder dan de goot.
En je wordt klein en het is allemaal schijn
En je zou meer moeten zijn dan een dweil.
Waarom, moeder, ben ik al dood?3


Hoofdgerecht deze avond: Parijs-Roubaix. Terugblikken op de keien, de drek, de schijt en de gootjes langs de stroken. Lubberding was geen steentjesspecialist, maar heeft er niet helemaal verrassend wel een mening over. “Je hoeft geen twee meter brede bodybuilder te zijn met turbodijen. Flyers, mannen die de stenen strelen, eindigen even goed vaak kort in Roubaix. Neem een Niki Terpstra of De Vlaeminck.”

Zelf stond Lubberding acht keer aan het vertrek. Eén (!) keer slechts haalde hij Roubaix. Hij kwam dus tekort? Nee, dat zien we verkeerd. “Ik was vaak minstens zo sterk als Kuiper of Raas. Maar ik ben een teamspeler. Ik was al blij als de ploeg won. Bovendien: wie vier keer een wiel afstaat, en tien keer op en neer jojoot naar de wagens voor een zooitje bidons, die is er wel een keer klaar mee.”

De Naam is gevallen: Roger de Vlaeminck. Tot zondag recordhouder met vier zeges. Wielaert: “Een berg stemmingmakerij van Roger, aan de vooravond van La Reine, niet?” Zuinig gezicht bij Vanysacker: “Ach ja, Roger. Een prachtcoureur hoor, maar ook een acteur. Iemand met veel afgunst. Richting Boonen, richting Museeuw, maar vooral richting Patrick Lefevere. Waarom? Die laatste was een beter ploegleider. Zo eenvoudig is het.”

Gemene grijns bij Lubberding: “Ik vergelijk Roger wel eens met types als Thomas Dekker. Een hoop kouwe drukte. Bovendien was Roger onbetrouwbaar. Hij kwam afspraken niet na. Heel anders dan Boonen. Tommeke is een toffe gast. Iedereen in het peloton gunt hem een vijfde overwinning in De Hel.”
Exit Monsieur Paris-Roubaix.  

En in sportlokaal ‘Het Valse Plat’
Daar hangen ze aan de bar
En roepen dronken naar elkaar
Dat ik de tour ooit nog eens win4

Zesde werd ‘ie, deze zondag. Lars Boom, oud-wereldkampioen veldrijden, voormalig supertalent. Nog steeds maar 26 jaar oud. Wielaert: “Ik keek in zijn ogen op de Vélodrome en ontmoette de blik van een toekomstig winnaar.”

Instemmend gebrom.

“Talent zat. Maar is papa Lars straks in de wintermaanden egoïstisch genoeg om thuis te zeggen: alles draait om mij? Zo ja, dan wint hij binnen nu en vijf jaar de Hel van het Noorden. Maar ik ben bang dat Boom te speels is.”

Was getekend: Henk Lubberding, amateur-psycholoog.

Ik ben een renner
Ik voel me slap en ziek
Een zwabbervod, een noodsignaal
Als ik het nu niet haal
Dan is mijn toekomst de fabriek
En dat wil ik verdomme niet
Want ik ben een renner 

Zingt Alex Roeka. Taalvirtuoos en wielerzanger.

Prachtig.


1, 2 en 5: fragmenten uit ‘Ik ben een renner’
3. Fragment uit ‘De muur van Geraardsbergen
4. Fragment uit ‘De rode vod’
Zie voor alle teksten: www.alexroeka.nl


woensdag 4 april 2012

Klappen over de koers

Vandaag op hetiskoers.nl:

Hij is klein, heel klein. Tenger, afgetraind. Het lichtbruine kostuum is keurig. Wat aan de ruime kant misschien, maar kreukloos. Zijn kale hoofd glimt netjes, evenals als het gouden speldje op de revers. Hier zit een trotse man, een heer op leeftijd, een heer van stand. Ernstige gelaatsuitdrukking, knikje naar z’n vrouw. Hij is er klaar voor.

Gewichtige zaken op de agenda, deze avond.