donderdag 30 september 2010

Vrouwen achter het stuur

Vanmiddag leid ik een debat bij Rijkswaterstaat over verkeerspsychologie. Boeiende materie. Vrolijk stemmende conclusie uit de berg rapporten die ik heb doorgeploegd: de man kan beter autorijden dan de vrouw. Wetenschappelijk aangetoond, aldus Nederlands bekendste verkeerspsycholoog. Wie ben ik dan om dat in twijfel te trekken?!

Later vast en zeker meer hierover op deze site... J

woensdag 29 september 2010

Coming out

Deze week op http://peuterkleuter.jongegezinnen.nl/:


Opluchting. Ik ben toch een echte man. Of in elk geval meer man dan ik dacht. Jarenlang verkeerde ik in een soort van bodemloze identiteitscrisis.
Waar andere mannen moeiteloos vier uur vollullen over auto’s, spierballen, auto’s, gadgets, auto’s en lekkere wijven, daar vond ik eigenlijk alleen dat laatste onderwerp een beetje de moeite waard (oké, eerlijk is eerlijk, ik praat heel veel en graag over ‘leuke en mooie vrouwen’). Maar sinds kort is m’n positieve zelfbeeld back in business. Ik weet dat ik toch een Echte Man ben. En wel om drie redenen.
Ten eerste mijn obsessieve liefde voor de iPhone. Daar heb ik vorige week uitvoerig verslag van gedaan. Je kunt er veel van denken en zeggen, maar niet dat het niet typisch mannelijk is.

Ten tweede: de eerste verschijnselen van de onvermijdelijke midlifecrisis openbaren zich. Langzaam, maar héél zeker. Zo gaf ik vorige week in een moment van zwakte toe dat ik Miley Cirus eigenlijk best wel een spannende en aantrekkelijke vrouw vind. “Maar die is net dertien ofzo?!” riep mijn vrouw (31) vol afschuw uit. “Ik ben de kwaaiste niet, Peters, maar dat kan écht niet. Dat is gewoon ronduit vies.” Erger misschien nog: laatst betrapte ik mezelf er op dat ik het woord ‘vet’ gebruikte. “Vet mooi”, twitterde ik. Ook dat is triest: iets te oude mannen die net iets te graag jong en hip willen zijn.

Vet sneu.

Het derde punt dat mij heeft overtuigd van m’n eigen mannelijkheid? Mijn geworstel met de wekelijkse papadag. Na een heftige innerlijke strijd tussen gevoel en verstand, beleefde ik deze week mijn coming out als carrièreman die alleen op zondag het vlees snijdt. “Annemie, we moeten praten. Ik zie eigenlijk al twee jaar enorm op tegen die papadag. Vooral de duur ervan: ik ben niet in de wieg gelegd om negen à tien uur lang te puzzelen, blokjes te stapelen of waterverftekeningen te maken. Ik wil dan dolgraag m’n eigen ding doen. Wat dan? Eeeh, werken eigenlijk?”

Even, heel even, was ik bang dat Annemie vet dramatisch in snikken zou uitbarsten. Maar natuurlijk gebeurde dat niet. Annemie is Annemie: nuchter, praktisch én altijd begripvol. “OK, goed dat je dat zegt. We lossen het op. Komt goed.” En inderdaad: de oplossing was snel gevonden. Max en Max 2.0 gaan op vrijdag voortaan een half dagje extra naar het kinderdagverblijf. Zodat papa Sander lekker z’n stoere mannendingetjes kan doen. Stukjes schrijven voor een site voor mama’s bijvoorbeeld... ;-)

dinsdag 28 september 2010

Kopstoot

Nog even kort: Kale-mannen-gezever, The Sequel. Zoals gezegd ben ik enigszins bevreesd dat mijn hoofd, eenmaal van al zijn haar ontdaan, nogal vreemde vormen zal vertonen. Dat doemscenario is niet geheel denkbeeldig, aangezien de overige lichaamsdelen aan of op mijn hoofd (neus, kaak) ook weinig zachte, ronde en/of subtiele trekken vertonen.
Goed, een hoekig hoofd schijnt mannelijk te zijn. En gelukkig, sommige vrouwen worden er wild van. Maar, en hier kom ik tot de kern van dit stukje, toen ik dat gisteren schreef, moest ik ineens denken aan de nu al legendarische echoscopiste die ‘onze’ 20-weken echo uitvoerde. Zij hield duidelijk niet van sterk masculiene hoofden. Bij het zien van het prachtige profiel van Max 2.0 (wij hanteren als werktitel ook wel ‘Pipo’), zei ze (en ik citeer letterlijk!): “Het is een echt jongetje. Dat kun je zien aan de grove kop. Net z’n vader.”
Die middag had ik bijna voor het eerst een vrouw geslagen. Annemie heeft me er op ’t nippertje van kunnen weerhouden. Dat zo’n mens vindt dat ik een rotkop heb, dat laat me helemaal koud. Maar dat je zo over mijn zoontje van -4 maanden spreekt, dat is voldoende reden voor een beuk. Of beter, een kopstoot. Komt lekker hard aan met al die hoeken.

maandag 27 september 2010

Brechje

Achttien jaar en drieëntwintig dagen geleden is het alweer. Godverdomme, wat gaat de tijd snel.

Vrijdagochtend  4 september 1992, rond de klok van achten. Het hart van mijn lieve zusje wil niet meer. Zomaar, ineens. Zonder vooraankondiging, zonder reden. Op de wc valt ze om. Na drie dagen coma verklaren de artsen haar hersendood. Op 7 september sterft ze officieel. Dat zal allemaal wel;  voor ons is 4 september de inktzwarte dag. De dag dat ons leven ook ophield.

Dachten we toen.  

Het gekke is dat je zelf niet doodgaat wanneer zoiets gebeurt. Het leven gaat door. En niet alleen dat van anderen. Een week later zat ik alweer in de collegebanken, als kersverse eerstejaars Franse Taal- en Letterkunde. Zacht gezegd geen ideaal begin van iets dat toch de mooiste periode van je leven zou moeten zijn. Dat werd het dus voor mij ook niet. Sander de Student was een zombie, een spook. Ja, ik zat in de collegebankjes. Ja, ik haalde m’n tentamens. Ja, ik liep succesvol stage bij De Groene Amsterdammer. En ja, ja, ik studeerde af met een 9 voor mijn scriptie.

Maar het interesseerde me werkelijk niets.  

Het gekke is dat ook dát gevoel verdwijnt. Je merkt het eerst niet, maar het gebeurt: je geniet weer. Van het dagelijks leven. Van je werk, van een mooi boek, van muziek ook godzijdank. Je maakt je weer zorgen, over onbenulligheden. Net als vroeger. En: je durft je weer te verheugen. Op de toekomst. Op plannen die je hebt gemaakt, en die je wilt uitvoeren. Alleen, maar ook samen, met je vrienden, met geliefden.

Het is de tijd die dit op z’n geweten heeft. De tijd verstrijkt, dat is nu eenmaal z’n taak. Je leven gaat verder en de pijn verandert van kleur. Van zwart naar grijs. Van donker naar licht. Strijklicht. Nazomerlicht. Vol herinneringen. Die steeds minder knellen.

En dan, ineens, is het 18 jaar en 23 dagen geleden. En weet je: ik leef nu langer zonder haar dan ooit met haar. En is de pijn weer terug. Als vanouds. Hopelijk laat de tijd me ook deze keer niet in de steek…  


zondag 26 september 2010

Inhammen

Dit stukje is een noodkreet. Een schreeuw om hulp. Ik heb namelijk dringend advies (en een hart onder de riem) nodig. Zoals ik een tijdje terug al enigszins paniekerig de wereld in twitterde: heel langzaam maar ontzettend zeker word ik kaal. Niet midden bovenop m’n kruin, godzijdank. Nee, bij mij is het vooralsnog een kwestie van inhammen. Inhammen die dieper en dieper worden. Dat wel, helaas.
Nu wil het geval dat ik allergisch ben voor mannen die te weinig haar te lang laten groeien. Daarvan heb je twee subcategorieën: aan de ene kant degenen die het gebrek aan haar aan de voor- en bovenkant van hun hoofd compenseren met een ouderwets matje. Ik noem dit voor het gemak even de Hugo Camps look. Daarnaast zie je vaak mannen (en jongens) die met hetzelfde euvel kampen als ik (inhammen dus), maar die hun overige haar verwoed naar voren ‘geleiden’, in de ijdele hoop dat de beginnende kaalheid niet opvalt. Bekende vertegenwoordiger van deze mannensoort was Dennis Bergkamp. Zijn krullenkuif begon op het laatst ergens in z’n onderste nekplooi.

Niets ten nadele van Hugo, Dennis en hun lotgenoten, maar dat wil ik dus niet.

Maar ja. Wat doe je als jongeman van midden dertig die iedere ochtend met knikkende knietjes in de spiegel tuurt en nog niet zo heel lang geleden in de douche op een flesje shampoo stuitte, speciaal voor dunner wordend haar (cadeautje van Annemie, ‘kalemannenshampoo’ noemt zij het)? Dan toon je je een vent en stel je een daad. Je haalt de tondeuse uit het vet. Eraf met die haren. Hopseflops. Zo gepiept. Het resultaat mag er zijn: stoer, mannelijk én handig (want onderhoudsvrij).
Maar ik doe dat niet. Want ik ben een mietje. Ik denk dan: ik heb vast een heel raar hoofd. Met bulten, deuken, enge gezwellen en anderssoortige ongewenste blikvangers. En wat als ik er straks uitzie als de eerste de beste gedetineerde? Of erger: als Arnhemmer? Daar komt bij dat ik stiekem best blij ben met m’n haar: goeie kleur, goeie dikte en ook nog een beetje krul erin. Ondanks mijn vijf kruinen (evenveel als het paard van mijn lieve kapster Simone, zo wrijft ze me iedere vijf weken fijntjes in), wil ik mijn natuurlijke hoofdbedekking nog niet kwijt.

De man bij ons thuis, Annemie dus, wordt gek van mijn gezanik. “Watje. Je geeft mij nu die tondeuse en dan ben je binnen tien minuten gemilimeterd of je houdt nu op met jengelen. Ben jij nu een vent? Wat is er zo erg? Als het tegenvalt, zit alles er over een paar weken weer aan.” Tja. Dilemma. Ik wil geen mietje zijn. Geen Dennis Bergkamp ook. Maar ik wil ook zeker geen Jaap Stam lookalike zijn. En dus tob ik nog maar even door. Totdat ik een besluit heb genomen, vraag ik jullie, lieve lezertjes, om advies. ‘Ja’ is doen. Scheren dus. ‘Nee’ is stemmen voor het behoud van het oerwoud, op mijn hoofd. Zeg het maar. Ik beloof echter niet dat ik de meerderheid van de stemmen volg…    

Stemformulier
0             Ja
0             Nee   

zaterdag 25 september 2010

Exit astrologie

Ik ben ijdel, trots, dominant en sta graag in de belangstelling. Wie in maanstanden en sterrenbeelden gelooft, zal zeggen dat ik een typische leeuw ben. En dat ben ik ook. Een volbloed nog wel, want ik ben op vijf augustus ter wereld gekomen. Geen wonder dus dat ik niets liever doe dan over mezelf schrijven.
Tegelijk ben ik ook een verlegen mannetje. Onzeker, beetje somber op z’n tijd. En ook al lul ik alles en  iedereen de oren van de kop over gevoelens, ik laat nooit écht het achterste van m’n tong zien. Dat is de andere kant van het verhaal. Een kant die ‘officieel’ (lees: volgens astrologische theorieën) niet bij mij zou moeten passen.

Maar dat is dus wel zo.

‘Boosdoener’ is mijn zogeheten ascendant. Ik was er niet van op de hoogte, maar blijkbaar beschikt iedereen naast een ‘gewoon’ sterrenbeeld ook over een soort van reserve-identiteit. Die van mij is schorpioen. Voor wie het niet weet: in de wereld van sterrenbeeldfreaks staat de schorpioen bekend als gesloten, stekelig, wantrouwig en wraakzuchtig.  

Best herkenbaar. Eigenlijk. Helaas. Ik ben nu eenmaal niet de makkelijkste. Geloof ik.  

Natuurlijk heb ik al deze wijsheden niet van mezelf. Een goeie vriendin heeft me een tijdje terug ingewijd in de eerste beginselen van De Astrologie. Ik moet zeggen: ik snap he-le-maal niets van de berekeningen, maar kan prima leven met de uitkomst. Sterker: ik stond op het punt er in te gaan geloven! Gelukkig verdween dat gevoel snel, zeker toen de barman van mijn ‘stamkroeg’ ongevraagd een college afstak over de betekenis van sterrenbeelden en de Chinese dierenriem (Heet dat zo? Na een stuk of tien biertjes vergeet ik wel eens iets).
Wat bleek? Ik ben niet alleen een leeuw, maar ook nog eens geboren in het jaar van de tijger. Dubbele woordwaarde dus. Ik moest een ‘tot in de uiterste puntjes van m’n tenen’ dominante man zijn. Een geboren leider, vol masculiene hormonen. Ook was ik vast en zeker de spreekwoordelijke gangmaker op feestjes en partijen. Aldus de barkeeper cq astroloog.
Ik hielp ‘m snel uit die droom. Ja, ik ben best ijdel, best dominant en best gezellig. Ook heb ik een gezonde belangstelling voor het andere geslacht. Maar: ik ben geen wandelend testosteronvat. ‘Wat is je ascendant?’, wilde hij meteen weten. ‘Aha. Schorpioen’, klonk het veelbetekenend. ‘Nogal wiedes dan. De schorpioen als ascendant is uitermate overheersend’.

Even recapituleren: ik ben dus eigenlijk een dominante leeuw. Maar omdat mijn ascendant dominant is, ben ik niet dominant. Volgt u het nog?

Ik niet meer. Ik ben afgehaakt. Het abonnement op Happinez kan weer opgezegd. Ik ben definitief zweefteef-af. Uiteindelijk best jammer, want stiekem klopte het allemaal heel aardig. Maar ja: als ijdeltuiterige leeuw wil ik nu eenmaal niet bekend staan als een nerdy tobber. En als wantrouwige schorpioen geloof ik niets en niemand zonder keiharde bewijzen. Dus: exit astrologie! Doe mij maar een biertje en een paar lekkere wijven…

donderdag 23 september 2010

Verslaafd

Ik ben een junk. Zwaar verslaafd, dat ben ik. Niet aan coke, heroïne, speed of rare pilletjes. Ook niet aan alcohol, al heb ik dat deze zomer wel eens gedacht toen ik op de camping de zoveelste fles witte wijn in m’n eentje soldaat maakte. Nee, mijn obsessie is veel ernstiger. Sinds een tijdje ben ik volledig verslaafd aan m’n iPhone. Concreet betekent dat vooral veel twitteren. En als ik niet twitter, check ik m’n mail, buienradar, teletekst, vi.nl of facebook. Het leven buiten het glimmende zwarte apparaatje gaat langs me heen.
Maar toch. Ik zie andere vaders zoveel tweets de wereld insturen dat ik me afvraag hoe ze dat thuis verkopen. Ik heb een behoorlijk relaxte vrouw, maar zelfs zij eist dat ik m’n gadgetdingetje zo nu en dan even terzijde schuif. Bijvoorbeeld als we aan ’t eten zijn, als ik Max z’n tandjes poets of – echt heel flauw van haar – als ik Max een verhaaltje voorlees voor het slapen gaan. “Nu even niet, Peters”, bromt ze dan. Gehoorzaam als ik ben, schuif ik dan de iPhone voor een half minuutje opzij.
Overigens is het sinds de entree van mijn nieuwe vriend niet alléén maar kommer en kwel tussen mij en Annemie. Soms zien we allebei ook duidelijke voordelen van mijn verslaving. Toen we vorige week samen naar een gezellige documentaire keken over calamiteiten tijdens de zwangerschap, kwam het gesprek op ‘onze’ rap naderende bevalling. Half november is het zover. Terugdenkend aan De Bevalling part I zakte ons de moed enigszins in de schoenen. In de eerste plaats natuurlijk bij Annemie zelf. Maar ook bij mij. Het is immers niet niks om twintig uur in een kale ziekenhuiskamer te zitten, terwijl je vrouw door een ongekende weeënstorm volledig van de buitenwereld is afgesloten. En jij als man ook. Geen tv, radio of internet bij de hand. Ja, ik heb afgezien die dag.
Nadat we somber enkele mogelijke scenario’s hadden doorgenomen (ruggenprik en/of keizersnee voor haar, een leesmap en/of laptop voor mij) keek Annemie me plots blij aan. “Dat we daar niet aan gedacht hebben”, riep ze opgelucht. “Jij hebt natuurlijk je iPhone. Daarmee houd je het toch wel een uurtje of vierentwintig uit?!”
Inderdaad, moet lukken. Als ik in alle hectiek maar niet m’n oplader vergeet… ;-)

woensdag 22 september 2010

Nieuwste verovering

Naast Annemie is er sinds kort een tweede vrouw in mijn leven. Mijn meest recente verovering heet J. en onze relatie is zuiver platonisch. Sterker nog: het is een werkrelatie. Maar wel een die behoorlijk close gaat worden. Vanaf 1 december (of 1 januari) zijn J. en ik namelijk roomies. Sanderpeterstekst en J’s eenmansbedrijfje trekken in 2011 bij elkaar in. De plek is al bepaald: pontificaal in de stad, in een monumentaal pand aan een van de mooiste singels van Nijmegen. En, heel belangrijk, op één minuutje lopen van zo’n 481 horecagelegenheden. Het mooiste is nog wel de bijna perfecte timing: als Max 2.0 zich aan de afspraken houdt en zich medio november aan de wereld toont, dan is ondergetekende per 1 december heel blij om dagelijks op het fietsje 'naar kantoor' te vluchten.
Hiernaast alvast een foto van de buitenkant (het gaat om de zolder, maar dan de achterkant, met uitzicht op een tuin vol bomen). O ja, en we mogen zo'n reclamebord in de tuin plaatsen. Altijd van gedroomd...

dinsdag 21 september 2010

Verrassend actueel

Hé, dat is 'grappig'. Dit stukje schreef ik precies een jaar geleden. Behalve het gezanik van een man die ziek, zwak en misselijk was, is het nog verrassend actueel. Helaas...

Nare haatzaaiers

Ik ben ziek. Eerst lag ik drie dagen en nachten onafgebroken in bed, rillend en zwetend tegelijk. Nu lig ik alweer drie dagen in een aftandse pyjamabroek op de bank. Zielig zoals alleen een zieke man kan zijn. Alle tijdschriften heb ik een keer of tien doorgebladerd (heeft in elk geval één van de vier miljoen abonnees De Kampioen van deze maand ingezien), de herhalingen van De wereld draait door en Studio voetbal hangen me inmiddels mijlenver de keel uit, en dus lig ik grote delen van de dag te reflecteren.

Ik verveel me dus eigenlijk gewoon te pletter. 

Als kind was ik er al goed in. Ik had het drentelen, ijsberen en sjagrijnig-op-de-bank-hangen tot een kunst verheven. Maar omdat ik me van m’n moeder niet mocht vervelen (!), verzon ik maar weer een leuk spelletje. Nu zit mijn moeder lekker ver weg op Corsica, zijn vrouw en kind de deur uit en geef ik me over aan een middagje ouderwetse, onvervalste, pure verveling. Kan ik meteen even checken of het klopt wat ze altijd zeggen over nietsdoen. Dat juist dan de creatieve ideeën en diepe filosofische inzichten moeiteloos opborrelen uit de donkerste krochten van je geest.  

Nee dus. Het enige dat moeiteloos uit mijn hoofd omhoog borrelt, is snot.

Verder heeft mijn gedachtegoed de inhoudelijke diepgang van een afdruiprekje. Dat brengt me bij de PVV’er die gisteren zijn verhaal mocht doen bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel. Als het niet zo’n intens weerzinwekkende man was met dito ideeën, zou het lachwekkend zijn geweest. Ik blijf me erover verbazen dat een clubje dommige mensen die slecht uit hun woorden komen, op zo’n grote steun mag rekenen. Dat moet de ‘verdienste’ zijn van Geert Wilders. Puur vanuit machtspolitiek oogpunt is het verdomd knap hoe hij ‘het volk’ bespeelt. En dat hij precies dat zegt, wat jan-met-de-pet in deze enge, onzekere tijden wil horen.

Het komt niet vaak voor, maar ik voel me ineens weer historicus. En denk terug aan de parallellen met een jaartje of zeventig, tachtig geleden bij onze oosterburen. Een diepe economische crisis, onzekerheid bij de gewone man en een sterke, boerenslimme leider die de middenklasse ‘hielp’ in de strijd tegen de elitaire bovenlaag (politici, linkse intellectuelen, noem maar op). O ja, en een – buitenlandse – zondebok natuurlijk. Altijd handig om je angstjes en problemen op af te schuiven.

Ik stop ermee, ik krijg weer een opvlieger. Deze keer niet van de koorts, maar van ergernis. Als je al niet ziek wordt van een of ander exotisch griepvirus, dan word je het wel van een land waar zoveel mensen achter een naar clubje haatzaaiers aanlopen.  

Regenjas



Ik heb in Milaan een jack gekocht. Hipper dan hip. Zwart glanzend stofje, vol stoere knopen en ritsjes. Natuurlijk zit-ie fijn strak om het lichaam. Op z’n Italiaans.
Terug in Nederland geniet ik van de complimenten. ‘Lekker geshopt? Kek jasje, hoor. Bijzonder stofje ook.’ Modekenners.
Stiekem begluur ik mezelf in etalageruiten. Wat ik zie, bevalt me. Ik ben geen liefhebber van Italianen (te druk, te gelikt, Berlusconi) maar kleren maken, daar kunnen ze wat van.
Vorige week. Mooie nazomermiddag. Ik drink een biertje bij mijn ouders in de tuin en vergeet mijn jack. ’s Avonds krijg ik een mailtje: ‘Dag jongen, het was gezellig. O, en je hebt je regenjas laten liggen, liefs papa.'

Gepubliceerd in: rubriek ‘Ik’ in NRC Next, 13/10/2009

Harig mannenbeen


Ik ben nogal harig. Ook mijn benen hebben een lekker vachtje (eigenlijk vooral mijn benen, dames, vreest niet!). Daarnaast ben ik wielrenner. Die combinatie is in het door conservatieve ijdeltuiten gedomineerde wielerwereldje genoeg om je tot 'trimmer' (= hopeloze amateur) te bestempelen. In andere scenes wordt mijn apenpakje gelukkig meer op waarde geschat. Lees dit stukje (zie link hieronder) van mijn gewaardeerde collega-tekstschrijver IpScript (Ingeborg Hakstege) en zie wat een eenvoudig mannenbeen van een - and I quote - 'leuke, intelligente en sportieve man' allemaal kan aanrichten.

http://www.ipscript.nl/wp/harig-been/

O ja: ben je een vrouw (ach, what the hack, mannen ook) en bombardeer je jezelf tot vaste volger van deze blog? Dan mag je een keertje komen voelen. Gratis en voor niets. Beloofd.  

maandag 20 september 2010

Dalai Lama

De dalai lama droomt soms over vrouwen, zo vertrouwt de geestelijk leider van de Tibetanen ons toe in een interview met de Duitse boulevardkrant Bild. “Maar dan herinner ik mezelf er ook in mijn droom aan dat ik een monnik ben”, voegt hij er snel aan toe. Is dit nieuws? De Telegraaf en tientallen andere (serieuze en minder serieuze) media vinden blijkbaar van wel en plaatsen de ‘bekentenis’ van de dalai lama op hun sites.

Ik vind van niet. De gemiddelde man denkt drie keer per minuut aan seks (let wel: dit zijn nog voorzichtige schattingen). En dan zou het opmerkelijk zijn dat een klein kaal mannetje die z’n hele leven tussen andere kleine kale mannetjes heeft vertoeft, soms over vrouwen droomt!? Nu ik erover nadenk: eigenlijk is het vooral opvallend dat er überhaupt minuten voorbijgaan waarin de dalai lama niet aan vrouwen of seks denkt.

Wow. Een vrouw- en/of seksloze minuut. Dat moet nog eens een bijzondere gewaarwording zijn! 

Zonder gekheid: toen ik dit bericht las, moest ik meteen aan onze West-Europese variant van de Tibetaanse monnik denken. Je voelt ‘m al aankomen: de pater. Had de gemiddelde pater in de jaren ’50 en ’60 maar iets vaker over vrouwen gedroomd. Dan waren ze misschien met hun handen (en andere lichaamsdelen) van al die arme kleine jongetjes afgebleven. Maar het gekke is: je kunt het ze misschien niet eens aanrekenen. Het celibaat is natuurlijk de grote schuldige. Wie ooit bedacht heeft dat al die lieve mannetjes die besluiten hun leven aan de heer te wijden, niet mochten trouwen, geen seks mochten hebben (en zelfs niet de hand aan zichzelf mochten slaan!), dat is een wrede misdadiger.

Dus zeg ik: Inquisitie, zet die man (of vrouw?) op de brandstapel!

Foute vrouwen

Vrouwen vallen op griezels. Of ze nu te breed, te glad, te rijk, of ronduit onbetrouwbaar zijn, de ‘foute man’ oefent een onweerstaanbare  aantrekkingskracht op de vrouw uit. Tot zover niets nieuws.
Dat er ook mannen zijn die steevast vallen op foute vrouwen (ja, die bestaan ook, hierover later meer!), dat is bij minder mensen bekend. Ik zal het maar verklappen: ik ben zo’n man. Goed, Annemie is natuurlijk een uitzondering, dat begrijpen jullie, en ook mijn ex vertoonde weinig tot geen foute-vrouwen-trekjes. Maar de dames tot wie ik mij in de regel aangetrokken voel, voldoen helaas vaak in alle opzichten aan de vereiste criteria.

De foute vrouw is eigenlijk een meisje. Een klein, onzeker meisje. Een meisje dat continu aandacht nodig heeft (van mannen dus), en dat die aandacht ook opeist. Lukt dat niet goedschiks, door leuk, lief, grappig, mooi of slim te zijn, dan moet het maar kwaadschiks (lees: door te flirten met alle mannen die op haar pad komen). Dan hapt er altijd wel een of andere sukkel.

En ja, die sukkel ben ik vaak geweest.

Het begon allemaal met A. Ik was vijf, zij een stuk jonger. Iedere ochtend paradeerde ze op weg naar school langs ons huis. Dat was natuurlijk al een teken. Net als de lonkende blikken die ze door ons raam wierp. Kijkt ‘ie wel? Ja, hij keek. Altijd. Iedere ochtend, met de beker karnemelk aan de lippen. Wat me het meest fascineerde in A. was de jas die ze droeg. Een knalrode, strakke, heel erg lange (tot aan de enkels) jas. Glimmend. Een veredelde regenjas, zeg ik nu, maar toen vond ik ‘m on-ge-loof-lijk sexy. En dat wist ze, het krengetje. A. speelde met me en ik hapte.
Na A. betrad M. het toneel. Met haar zat ik zomerse middagen lang in het kinderbadje. Ik in een minizwemluierbroekje; zij zonder bikinistukje. Closer dan dat werden we nooit. M. deed met mij wat ze met alle mannen deed: mij eerst een beetje lekker maken, maar als puntje bij paaltje komt ‘hard to get’ spelen. Ik heb nog drie jaar kansloos achter M. aangezwijmeld. Verloren jaren.
De opvolgster van M. was E. (let op: we zitten inmiddels in de brugklas). E. hockeyde en was ontzettend, ik herhaal ontzettend, knap. Dat vond ik niet alleen, dat vonden alle jongetjes in de brugklas. Maar terwijl die mennekes het daarbij lieten, ging ik verder. Ik wilde E. veroveren. Dus schreef ik haar briefjes, keek ik haar minutenlang vermeend zwoel dan wel cool aan, en steeds als ik dacht: nu heb ik beet, lachte ze me uit. En fladderde ze weer naar een nieuw slachtoffer. Haar zelfvertrouwen was weer gesterkt, de honger naar aandacht gestild. Voor even.

Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen, maar ik wel. Een keer of tien al met al, schat ik. Na E. volgden nog M., R., weer E. en (een andere) R. O ja, en meest recentelijk nóg een R. Het gebeurde zo vaak, dat zelfs ik op een gegeven moment het patroon doorhad. Ik begon de signalen te herkennen als ik weer eens ten prooi dreigde te vallen aan de charmes van de foute vrouw (want zo-hoo, die heeft ze, hoor!).

De afgelopen jaren is het me dan ook nooit meer écht overkomen (soms een pieklein beetje, of heeeel kort). Godzijdank heb ik in Annemie een vrouw die in alles het tegendeel is van de foute vrouw (uitgezonderd de charmes). Bovendien is ze nuchter, tolerant én kent ze me door en door. Mocht het ooit weer misgaan, dan houdt zij me op het rechte pad. En zelf kom ik tegenwoordig (denk ik) ook bijtijds bij zinnen. Zodat ik het kleine onzekere meisje kan uitlachen. “Hé aandachtsjunkie, zoek maar een andere sukkel. Ik heb mijn topvrouw allang binnen!”  

Languit en wijdbeens

Handige mannen. Ik bewonder ze, maar ben tegelijk ook een beetje bang voor ze. Hans Dorrestijn vertelde ooit hoe zenuwslopend hij het vond als er klussers in zijn huis aan ’t werk waren. Deze alleskunners hebben namelijk de nare gewoonte moeilijke vragen te stellen, liefst aan de man des huizes. Vragen die onhandige mannen als ik (en Hans Dorrestijn kennelijk) niet kunnen beantwoorden. Zoals: ‘Waar zit hier de hoofdkraan?’ Of: ‘Op welk kanaal werkt uw draadloze adaptermodemrouter (of hoe dat ding ook heet)?’ Vreselijk!     

Om dezelfde reden ben ik altijd een tikje nerveus als ik een bezoek breng aan de Gamma, de Praxis of andere handige-mannen-winkels. Je zult maar een domme vraag stellen. Dus zorg ik ervoor dat Annemie meestal aan mijn zijde staat. Dat heeft twee voordelen. A. Annemie is een blonde vrouw. Die mogen domme vragen stellen. Sterker nog: als zij iets vraagt, zijn de handige mannen die haar willen helpen niet aan te slepen. B. Annemie is een handige vrouw. Handiger dan ik. Dat laatste, daar ben ik niet trots op. Maar ik heb weer andere kwaliteiten, zullen we maar zeggen.

Tot die kwaliteiten behoort duidelijk niet het opstapelen van een flinke berg oude sierbestratingtegels die ik uit onze tuin gesloopt had. Ik dacht: ik ‘metsel’ even een fraai muurtje, zet de stenen om-en-om op elkaar, lekker stevig. En het ziet er ook nog eens fraai uit, tot de kopers via Marktplaats ze komen ophalen. Dat dacht ik. Maar wat bleek? Het was helemaal geen goed idee. Niet handig, kort gezegd. Want als de kopers de steentjes komen inladen, moeten ze die één voor één optillen. Stapeltjes maken lukt niet. Dat vertelde mijn schoonvader me fijntjes (inderdaad: een handige man).

En laatst had ik weer zo’n ervaring. We gingen op vakantie, dus moest ik het kinderzwembad in de tuin laten leeglopen. Toen ik languit en wijdbeens (om zoveel mogelijk druk te zetten) pontificaal bovenop het (best wel grote) zwembad lag, zwaaide de buurvrouw naar me vanuit haar slaapkamerraam. Terwijl ik vriendelijk terugwuifde, dacht ik: zouden andere mensen het ook op deze manier doen? Vast niet. Maar… het is me wel gelukt. Beetje onorthodox misschien, maar supereffectief.

En ach, de buurvrouw heeft weer een leuk verhaal voor bij het avondeten. Haar man is namelijk loodgieter. En dus wel een handige man. L     

Kassafobie

Bij ons thuis zijn de huishoudelijke taken keurig verdeeld. Althans, dat vind ik. Als ik Annemie mag geloven, doet zij meer in huis. Veel meer. Volgens haar komt dat door de ‘genetische verschillen’ tussen mannen en vrouwen. Kort gezegd luidt haar theorie als volgt: ‘De man is een lamlendige viezerik die net doet alsof-ie de rotzooi om hem heen niet ziet, terwijl de vrouw er simpelweg niet tegen kan om in de troep te zitten als ze thuiskomt van haar werk. En dus knapt zij het wel weer allemaal op’.

Ik geef toe: daar heeft ze een punt(je). Maar gelukkig is het genetisch bepaald, dus kan ik er niets aan doen.

Toch ben ik binnenshuis ook best een steun en toeverlaat. Zo sjouw ik met loodzware (luier)vuilniszakken en oud papier, poets ik de wc (ik ruik toch niets!) en doe ik de boodschappen. Sinds de geboorte van Max zijn dat – heel truttig – de weekboodschappen. Papa Sander krijgt een lijstje in de handen gedrukt, en gaat vrijdags met de auto op stap naar de XL-Albert Heijn. Samen met honderden andere brave huisvaders. Gezellig!

Maar: er is één verschil tussen mij en die andere boodschappenjongens. Waar zij er bij de kassa schijnbaar moeiteloos in slagen om in hun uppie de inhoud van zo’n bomvolle kar in te pakken (en ondertussen nog te betalen, de kortingskaart te geven, voetbalplaatjes te ontvangen, en o ja, het legeflessenbonnetje in te leveren) zónder de volgende klant in de weg te staan, daar zorg ik hevig zwetend voor vertraging. Voor opstoppingen. Voor kassafiles.

Ik lijd aan een supermarktkassa-inpak-fobie.

Gisteren heb ik dit gevoel gedeeld met Annemie. Haar reactie: ‘Mietje. Daar moet je schijt aan hebben. En anders gooi je toch gewoon al die boodschappen op een berg in je karretje en ga je even verderop alles netjes in je tassen opbergen.’ Tja. Zoiets kan ook eigenlijk alleen maar een vrouw zeggen. Ik bedoel: dát is natuurlijk mijn eer te na. Ik ben tenslotte een man. Wat andere mannen kunnen, kan ik ook. Dus confronteer ik mezelf nog een tijdje met m’n angst. Net zolang tot ik volkomen losjes en zelfverzekerd (én met keurig ingepakte tassen!) de kassière een fijne dag heb gewenst, nog vóórdat het eerste artikel van de volgende klant gescand is.

Wie zegt dat het leven van de jonge vader niet spannend en enerverend is?

donderdag 16 september 2010

Verwondering

Onvermijdelijk komt er een moment in je leven dat een van je schattige muppets je genadeloos te kakken zet. Zeker als je kinderen zich in de leeftijdsfase tussen 2 en pak ‘m beet 5 bevinden, loop je het nodige risico. Ze beginnen dan niet alleen te praten, ook beginnen ze zich te verwonderen om de wereld. Om alles wat anders is dan ‘het gemiddelde’. Concreet: om erg dikke mensen, om erg rare mensen, om erg lelijke mensen, enzovoort. Sinds Max er is, blijf ik me verbazen over het grote aantal ‘afwijkende’ mensen op deze aardkloot.

Kinderen op deze leeftijd kennen nog geen sociale remmingen. In principe is dat hartstikke leuk, begrijp me niet verkeerd. Maar toch vooral voor henzelf. Als papa... Lees hier verder op de site van Sanoma.

woensdag 15 september 2010

Bourgondische knieperd

Ik ben een bastaard. Een onduidelijke kruising tussen een levensgenietende vader uit het katholieke zuiden (en dan bedoel ik ook echt het zuiden) en een, iets strengere, moeder van (net) boven de rivieren. Over het algemeen ben ik best tevreden over het resultaat van deze kruisbestuiving. Al zeg ik het zelf. Ik heb van beide werelden iets goeds en iets slechts. Limburg en Arnhem zijn mooi in balans, zeg maar.

Maar op één vlak is het evenwicht ver te zoeken. De Financiën! De ene dag ben ik een relaxte en Bourgondische losbol (“geld moet rollen” en “je leeft maar één keer” en zo), de andere dag ben ik een heuse ‘knieperd’ die het liefst al z’n centjes oppot. Je weet immers maar nooit…

Annemie begrijpt hier helemaal niks van. Ik heb al vaker gezegd: zij is niet alleen erg nuchter en positief, ze blinkt ook uit in evenwichtigheid. En dus raakt ze wel eens de draad kwijt vanwege mijn tweeslachtige houding. “Voor een financiële angsthaas ga je verdomd slordig met je geld om”, snauwde ze me laatst toe.

Au! Ze legde de vinger op de zere plek. Ik had me namelijk als de eerste beste onbenul erin laten luizen door zo’n onduidelijk sms-dienst-bedrijf. Of hoe je die louche oplichters ook wilt noemen. Ik had me laten verleiden een vette ringtone te downloaden (die van de muppetshow J) en maakte een beginnersfout: ik las de kleine lettertjes niet. En dus kreeg ik een vette telefoonrekening binnen: in twee maanden tijd hadden die hufters me zestig dienstberichten gestuurd à 1,50 euro. Per sms-je dus, welteverstaan.

Ik heb nog een heel stoer mailtje gestuurd met de tekst: “Lijkt me heel bevredigend om zo je geld te verdienen”. Geen reactie natuurlijk. Ontzettend kansloze actie.

Maar hoe dan ook: een wijze les. En dus worstelde ik me gisteren door drie A4-tjes ‘Voorwaarden’ toen ik op http://www.kleertjes.com/ een ontzettend gave skinny jeans had besteld voor Max. Maar ook nu was de relaxte Bourgondiër helaas niet ver weg. “Is 85 euro voor een peuterbroekje niet wat veel van het goede?”, vroeg Annemie me gisteravond fijntjes. Shit, shit, shit! Helemaal vergeten naar de prijs te kijken…  

Lichamelijk


Er zijn mensen die hun ouders nog nooit bloot gezien hebben. Je hebt ook gezinnen waar iedereen ongegeneerd blijmoedig piemeltjenaakt door het huis huppelt. Wij zaten hier vroeger zo’n beetje tussenin. Over blote lichaamsdelen werd niet al te ingewikkeld gedaan, maar voor het broodnodige portie seksuele voorlichting verwees mijn moeder (ik dank god op m’n blote knietjes!) naar het ‘Vrije Blije Vrijboek’. Compleet met... lees verder op deze site van Sanoma.

dinsdag 14 september 2010

Franse toiletten

Dat karrenvrachten Nederlanders liever een extra aanhangwagen achter de auto installeren dan zonder pindakaas of hagelslag op vakantie te gaan, dat wist ik. Dat Nederlanders altijd iets te zaniken hebben over hygiëne in het algemeen en Franse toiletten in het bijzonder, ook dat was mij bekend. Toch is het ieder zomer weer confronterend om deze mensen in levende lijve te ontmoeten.

Afgelopen weekend, tijdens onze terugreis uit La Douce France, was het weer raak. Plaats van handeling: een wegrestaurant ergens ter hoogte van Nancy. Mijn vrouw A., stevig zwanger en dus behept met een heuse ‘meidenblaas’, bezocht voor de vierde keer binnen even zoveel uur een toilet. Toen ze op haar beurt stond te wachten, verliet een vrouw het toilethokje met een zuur gezicht, opgetrokken neus en haar armen hoog in de lucht. Ze droeg nog net geen plastic handschoenen of een mondkapje. Luid klagend (in het Nederlands!) wurmde ze zich langs de rij vrouwen. A. mocht na haar en verwachtte een ravage. Ongekende viezigheid. Een stinkende poel. Of op z’n minst een geelbruin waterballet. Niets van dat alles. ‘Gewoon een keurige wc. Niets mis mee’, luidde het oordeel van mijn nuchtere Twentse. 

Nagniffelend vervolgden we onze weg, op weg naar ons kikkerlandje met zoveel smetvrezige landgenoten. De vraag is: zijn Nederlanders nu zo ontzettend ‘schoon’ of zit ze iets anders dwars? Ik denk het laatste. Kenmerkend voor dit soort mensen is namelijk vooral dat ze angstig zijn. Ze zijn bang voor het buitenland. Voor Het Grote Onbekende. Voor alles wat anders is. En tegelijk voelen ze zich moreel superieur. Want in Nederland hebben wij alles beter geregeld. Zoals wij het doen, zo hoort het. En als er toch iets misgaat, dan ligt ‘t aan De Anderen. Inderdaad, aan die enge vieze buitenlanders.

Zie je de overeenkomst ook? Het lijkt verdorie wel alsof we het over het PVV-gedachtengoed hebben. Sinds 9 juni weten we dat ongeveer twee miljoen Nederlanders het iedere dag weer in hun broek doen voor de islam en moslims. Dat is pas echt vies!

Bekeerling

Twentenaren hebben het relativeren tot kunst verheven. Ik kan het weten, want mijn vrouw komt uit het oosten des lands. Een van de lessen die Annemie mij heeft geleerd, is het vergelijken van je eigen ellende met die van andere, nog minder fortuinlijke types. Dat helpt altijd, beweert ze.

Afgelopen week konden we de proef op de som nemen. Al na tien kilometer Franse autoroute reden we met een gangetje van 140 per uur de eerste file in. Ik zag onmiddellijk een lange, warme dag voor me, met een jengelende Max achter me en een oververhitte motor voor me. En dus ontplofte ik bij het zien van de eerste knipperende remlichten. Heel even maar keek Annemie me aan met een mengeling van verbazing, milde spot en vertedering. “Ach“, zei ze toen kalmpjes, “het zal in elk geval nooit zo erg zijn als in China. Daar staat een stelletje pechvogels al een week in de file.”

Hoogsensitief als ik ben pikte ik de subtiel verborgen boodschap moeiteloos op (“niet zeuren, Peters’). En dus probeerde ik me de rest van de dag verwoed een beeld te vormen van tienduizenden kamperende Chinezen op de snelweg. Met redelijk succes, want toen we na een slopende reis van veertien uur thuiskwamen, voelde ik vooral blijdschap dat we de nacht niet in de auto hadden hoeven doorbrengen.

Nog even en ik ben een echte Tukker.

Goed, relativeren helpt, maar toch word je er wel eens een klein beetje gek van. Soms ook is het (onbedoeld) ronduit humoristisch. Zo ook vanmorgen. Annemie had een vriendin aan de telefoon, die uiterst nerveus was voor een belangrijke presentatie. “Waar ben je nou het meest bang voor?”, hoorde ik mijn vrouw vragen. “Dat je flauwvalt, zeg je? Nou en! Als dat het ergste is! Dan lappen ze je weer op en ga je gewoon weer verder. Dan heb je het gehad. Ik geloof écht niet dat je meteen daarna weer van je stokje gaat.”

Tja. Twentse logica. Geen stok tussen te krijgen, maar of het nou echt geruststellend is? Van de andere kant: Annemie heeft mij ook wel eens met succes bemoedigend toegesproken toen ik me druk maakte over mijn magere pensioenregeling. Letterlijk zei ze toen: “Wat kan er nu gebeuren? In het slechtste geval eindigen we samen in een doos onder de brug. Gezellig toch?!”

Ik vond (en vind!) dat zo’n ontzettend knus vooruitzicht dat ik sindsdien geen kritische vraagtekens meer plaats bij al dit Twentse relativeringsgeweld. Het is net als met religie: als je wil geloven, kun je geloven. En dus heb ik mij bekeerd tot de oostelijk orthodox-positivistische kerk. Ik kan het iedereen aanraden...

Emancipatie

Ik ben dol op natuurfilms, liefst als die begeleid worden door zo’n mierzoete EO-voice over. Op een regenachtige zondagmiddag kan ik me moeiteloos een uurtje of drie vergapen aan sluipende panters, huppelende gazelles en vredig grazende kafferbuffels. De reden? In de natuur is alles prettig overzichtelijk. Als mannetjesdier bespring je vrouwtjesdieren wanneer en waar je daar zin in hebt. Als je honger hebt, ga je jagen (je hoeft dat niet eerst aan moeder-de-vrouw te vragen, want die heeft geen ambities en blijft gehoorzaam thuis om te zorgen, te poetsen en te koken). En als de kinderen weer eens lastig zijn, scheur je ze gewoon aan stukken. De rollen zijn verdeeld volgens strikte regels. Regels waar iedereen zich zonder mokken aan houdt.
Helaas. In real life is het allemaal iets minder paradijselijk. Niet alleen worden mannen geacht zich in zekere mate te beheersen bij het zien van fysiek hoogst aantrekkelijke (jonge)dames, ook doen de stoere jagers massaal op vrijdag weekboodschappen in een treurigstemmende XL Albert Heijn. Om over de jengelende kinderen maar te zwijgen. Tenzij je in de binnenlanden van Papoea Nieuw-Guinea woont, is het niet langer geaccepteerd je kinderen in de kokende olie te gooien. Nogmaals: helaas. 
Inmiddels is de vermenging van traditionele mannelijke en vrouwelijke rolpatronen (‘nivellering der oerdriften’) in onze samenleving zo ver doorgeschoten, dat De Man als Oertype zucht onder een heuse crise d’identité. Wij (ja, goed gezien, ik ga nu over in de wij-vorm) mogen, nee durven onszelf niet meer te zijn. Types als David Beckham en z’n metroseksuele gladjakkervrienden hebben de markt danig voor ons verpest. We zijn massaal aan ’t vervrouwelijken. En daar worden wij niet blij van. Toch? Mannen?
Daarom roep ik via deze weg al mijn seksegenoten op in opstand te komen tegen de terreur van de crèmepjes, de zalfjes, de geurtjes en de goeie gesprekken. Wij stellen daar tegenover: de bierscheet, het kampvuur, de bloedige biefstuk en borsthaar, veel borsthaar. Laten we ons bevrijden van het knellende juk van de vrouw. Hoogste tijd voor emancipatiegolf part two. Of three, weet ik veel. Maakt ook niet uit. Als we op zondagavond om zeven uur maar voetbal mogen blijven kijken. Wel aan tafel natuurlijk, want het bord op schoot geeft vervelende vlekken. En met de afstandsbediening in de aanslag om onmiddellijk na de sport te zappen naar Boer zoekt Vrouw. Zucht…