Ik ben een renner
Minstens duizend keer
kapot gegaan
Heb dagen langs de
kant staan wachten op een ander wiel
Om verder door de hel
te kunnen gaan1
Vlaams Arsenaal, Nijmegen. Tweede Paasdag. Zo’n honderdvijftig
koerszotten houden hun adem in. Een
kleine man met gitaar zingt liederen. Diepe warme stem, rauw-realistische taal.
Hoe herkenbaar, denken de honderdvijftig. Hij is renner, wij zijn renners. Ook
wij gaan kapot op de fiets. Harkend, beukend, hoekig en lelijk. Zo fietsen wij,
zo fietst de Flandrien. Verder op weg door de Hel. Dat is koers.
Ik ben een renner
Een soort beest dat
jaagt
Op buit en prooi, roem
en eer
En waar zelf ook op
gejaagd wordt weer
Door gekken vol met
gif
Ik ben een renner
Ze hebben me in de sloot
geduwd
Me recht in mijn
gezicht gespuwd
Om me te leren hoe het
gaat
En dat je er nooit
over praat
Want ik ben een renner2
Hij schreef boeken met titels als ‘Het buitenblad’ en ‘En de
broodrenner, hij ploegde voort’. Maar Dries Vanysacker, als theoloog verbonden
aan de Katholieke Universiteit Leuven, heeft meer interesses dan de koers. Hekserij
bijvoorbeeld. Zwarte magie, tovenarij. Spannende materie. Maar helaas: wat gespreksleider
Jeroen Wielaert ook aan creatieve bruggetjes bedenkt, hij verleidt de
beminnelijke Belg niet tot enerverende uitspraken over hekserij in een modern
jasje (lees: doping).
Dan maar naar de andere gast: Henk Lubberding, spraakzaam
als altijd. “Henk, vertel nog eens: wat namen jullie zoal?” Maar Henk zit goed
in z’n rol. “Nooit iets gemerkt van doping in de koers.” En in de ploeg? Zelf ooit
uit verboden potjes gesnoept? “Ben je gek!” Nee, dan de soigneurs, die
vertelden wel eens sterke verhalen. Over vroeger. “Renners die na acht uur koers
als zotten het gazon gingen maaien.”
Ja, dat waren nog eens tijden.
Lubberding was wel vernieuwend, maar niet met pillen of
spuiten. Voeding, daarin trok hij zijn eigen plan. “Ik at die biefstuk ’s
ochtends niet op. Nooit gedaan ook.” Nuchtere Henk gooide nog meer heilige
huisjes omver. Qua uiterlijk vooral. “Ze gingen stuk voor stuk naar de kapper,
een dag voor de koers. Bijgeloof, tradities. Onzin. Je fietst er geen meter
harder door. Ik liet het lekker wapperen. Post werd er gek van.”
Als de natte wind in
je botten dringt
En de hamer zingt langs je oor:
‘Hier nog een lel dan op je nek!’
De keienstraat door je benen slaat
En het pijnbeest knaagt aan je knie,
Het einde loert in de drek.
‘Hier nog een lel dan op je nek!’
De keienstraat door je benen slaat
En het pijnbeest knaagt aan je knie,
Het einde loert in de drek.
Als de dunne schijt
langs je dijen glijdt
En de hele zooi rijdt van je weg.
Nooit kom ik verder dan de goot.
En je wordt klein en het is allemaal schijn
En je zou meer moeten zijn dan een dweil.
Waarom, moeder, ben ik al dood?3
En de hele zooi rijdt van je weg.
Nooit kom ik verder dan de goot.
En je wordt klein en het is allemaal schijn
En je zou meer moeten zijn dan een dweil.
Waarom, moeder, ben ik al dood?3
Hoofdgerecht deze avond: Parijs-Roubaix. Terugblikken op de
keien, de drek, de schijt en de gootjes langs de stroken. Lubberding was geen steentjesspecialist,
maar heeft er niet helemaal verrassend wel een mening over. “Je hoeft geen twee
meter brede bodybuilder te zijn met turbodijen. Flyers, mannen die de stenen
strelen, eindigen even goed vaak kort in Roubaix. Neem een Niki Terpstra of De
Vlaeminck.”
Zelf stond Lubberding acht keer aan het vertrek. Eén (!)
keer slechts haalde hij Roubaix. Hij kwam dus tekort? Nee, dat zien we verkeerd.
“Ik was vaak minstens zo sterk als Kuiper of Raas. Maar ik ben een teamspeler.
Ik was al blij als de ploeg won. Bovendien: wie vier keer een wiel afstaat, en
tien keer op en neer jojoot naar de wagens voor een zooitje bidons, die is er wel
een keer klaar mee.”
De Naam is gevallen: Roger de Vlaeminck. Tot zondag recordhouder
met vier zeges. Wielaert: “Een berg stemmingmakerij van Roger, aan de vooravond
van La Reine, niet?” Zuinig gezicht bij Vanysacker: “Ach ja, Roger. Een prachtcoureur
hoor, maar ook een acteur. Iemand met veel afgunst. Richting Boonen, richting
Museeuw, maar vooral richting Patrick Lefevere. Waarom? Die laatste was een
beter ploegleider. Zo eenvoudig is het.”
Gemene grijns bij Lubberding: “Ik vergelijk Roger wel eens met
types als Thomas Dekker. Een hoop kouwe drukte. Bovendien was Roger
onbetrouwbaar. Hij kwam afspraken niet na. Heel anders dan Boonen. Tommeke is
een toffe gast. Iedereen in het peloton gunt hem een vijfde overwinning in De
Hel.”
Exit Monsieur Paris-Roubaix.
En in sportlokaal ‘Het
Valse Plat’
Daar hangen ze aan de
bar
En roepen dronken naar
elkaar
Dat ik de tour ooit
nog eens win4
Zesde werd ‘ie, deze zondag. Lars Boom, oud-wereldkampioen
veldrijden, voormalig supertalent. Nog steeds maar 26 jaar oud. Wielaert: “Ik
keek in zijn ogen op de Vélodrome en ontmoette de blik van een toekomstig winnaar.”
Instemmend gebrom.
“Talent zat. Maar is papa Lars straks in de wintermaanden egoïstisch
genoeg om thuis te zeggen: alles draait om mij? Zo ja, dan wint hij binnen nu
en vijf jaar de Hel van het Noorden. Maar ik ben bang dat Boom te speels is.”
Was getekend: Henk Lubberding, amateur-psycholoog.
Ik ben een renner
Ik voel me slap en
ziek
Een zwabbervod, een
noodsignaal
Als ik het nu niet
haal
Dan is mijn toekomst
de fabriek
En dat wil ik verdomme
niet
Want ik ben een
renner
Zingt Alex Roeka. Taalvirtuoos en wielerzanger.
Prachtig.
1, 2 en 5: fragmenten uit ‘Ik ben een renner’
3. Fragment uit ‘De muur van Geraardsbergen
4. Fragment uit ‘De rode vod’
Zie voor alle teksten: www.alexroeka.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten