donderdag 22 december 2011

Kermisattractie

Mijn voormalige baas nam thuis nooit de telefoon op. Bellers zijn agressors. Ze dringen je territorium binnen, op hun voorwaarden en op een moment dat hen uitkomt.
We schrijven het pre-mobiele tijdperk.
Sindsdien laat ik ‘geblokkeerde’ of mij onbekende nummers ook vaak even voorbijgaan. Vorige week was het weer zover. De beller was mij niet alleen onbekend, maar ook nog afkomstig uit Oss.
Reden genoeg om even te passen.
De agressor bleek volhardend. Tien minuten later belde hij of zij nog eens. Ik nam onmiddellijk op. ‘U spreekt met *piiieeep*, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Anosmie.’ De man was via Google op mijn blog beland en wilde een foto die ik daar geplaatst had, gebruiken. Het ging om een foto van een gezicht. Meer specifiek: een soort picasso-achtige, kubistische bewerking van een neus.
Waarom juist die foto? Anosmie is de aandoening waar mensen aan lijden die niet kunnen ruiken (en minder proeven).
De beste man had geen flauw benul dat ik een potentieel lid van zijn club was. Net als mijn vader. En diens vader, God hebbe zijn ziel. De anosmie-voorzitter ging dan ook uit z’n dak toen hij mijn verhaal hoorde. ‘U bent ook anosmoot!? En uw vader en grootvader ook!? Vanaf uw geboorte al!? Daarvan hebben we er maar twee in de vereniging.’ Mijn afwijking bleek zeldzaam. ‘Heeft u dan misschien het syndroom van Kallmann gehad. Dat weet u niet?! Mag ik dan vragen: bent u op natuurlijke wijze  in de puberteit gekomen?’
Op mijn bevestigende antwoord, hoorde ik slechts een hikje. En zwaar ademen. ‘Meneer Peters, u lijdt aan congenitale anosmie. U móet lid worden, ehm sorry, wilt u alsjeblieft, alsjeblieft lid worden?’
Ik beloofde hem een kijkje te nemen op de verenigingssite en hing op.  
Het hoogtepunt van 2011 was het uitje naar Ouwehands Dierenpark, las ik op de site. Ik zag veel grijs. Grijze jassen, grijze koppen, grijze mensen.  
Ik denk dat ik er nog even over nadenk of ik als congenitale anosmotische kermisattractie door het leven wil gaan.

woensdag 21 december 2011

Kriebel

Een donkere decemberochtend, 7.00 uur. Trippel trippel. Kleine voetstapjes op de trap. Dan: ijskoude handjes die onder mijn dekbed grijpen. Er klimt iets in bed. Een jongetje. Het kruipt tegen me aan. Het ventje rilt, ik pak z’n lijfje stevig vast. Blonde haartjes kriebelen in m’n neus. Nu niet belangrijk, niet aan denken. Ronde billetjes drukken tegen m’n hand, vingertjes klauwen in mijn borsthaar. Het kereltje knort nu, spint. Genietend. O, wat kriebelen die haartjes. Grote ogen met eindeloze wimpers staren me aan, we zeggen niks. We knuffelen. Straks moeten we eruit. Werken, naar het kinderdagverblijf. Maar dat is straks. Wat telt is nu. En nu is geweldig. Ondanks de kriebel.


dinsdag 13 december 2011

Vijf redenen om niet te koersen

Vandaag ook op hetiskoers.nl: 

5. De witte kippenborst en de kale benen
Heel lang heb ik gedacht dat wielrenners vrouwenmagneten zijn. Ik trainde me suf en schoor mijn benen (wie mij wel eens gezien heeft, weet welk een afschrikwekkende klus dat is) met in mijn gedachten het meisje op wie ik verliefd was. Mijn vrouw (overigens niet dat meisje) heeft deze droom zonder mededogen in gruzelementen gehakt. ‘Dacht jij dat er ergens op deze wereld een vrouw te vinden is die op mannen valt met witte kippenborstjes, akelig dunne armpjes en kale benen?’.
Eehm, ja, dat dacht ik.   

4. De techniek en Het Tikje
Ik haat hardlopen. Dom gedraaf. Maar oh, wat ben ik jaloers op het totale gebrek aan machines, apparaten en andere technische snufjes die in deze sport een rol spelen. Schoenen aan en hopsakee, rennen. Ik weet het, als ik gewoon prof was geworden, had ik een mechanieker die mijn fiets prepareerde. Helaas, ik ben tekstschrijver en dus moet ik zelf bandjes verwisselen, ketting smeren, derailleur en remmen afstellen, balhoofd smeren, spaken richten, en nog zo wat van die dingen. Nou ja, zelf? Op de eerste twee puntjes na besteed ik deze taken uit aan mijn fietsenmaker. En toch. Toch  komt het voor dat ik ergens onderweg ineens zomaar plotseling uit het niets– mooi asfalt, windje in de rug, zonnetje schijnt, vogeltjes tjilpen – een tikje hoor. Ergens vanuit de krochten van die ellendige fiets.
Tik. Tik.
Iets ergers dan Het Tikje is er niet.   

3. De derde bal en andere ongemakken onder de gordel
Ik weet, ik mag niet klagen. Dik twintig jaar wielrennen en toch heb ik twee wolken van zoons. Daar hoor ik mijn vrouw dan weer niet over. Maar toch: de potten uierzalf zijn niet aan te slepen in huize Peters. Mijn zwager heeft me eens verteld dat er hele boekenkasten vol geschreven (en gefotografeerd!) zijn  over de gevolgen van koersen op de mannelijke (en vrouwelijke) erogene zones. Ik houd mezelf voor dat die schaafplekken en gevoelloze edele delen het gevolg zijn van te gespierde bovenbenen. Waarschijnlijker is een slechte houding, te weinig training of te dikke billen. Of een combinatie hiervan.
Kortom: bij ons thuis alleen seks voor de wedstrijd.

2. De geestdodende saaiheid
Wielrennen is hard trappen. Heel lang achter elkaar, in dezelfde houding. Vaak over dezelfde wegen, met dezelfde bilpartij voor je. Wielrennen is verschrikkelijk saai. Heerlijk ontspannend dus.
Batüwü Griekgriek.

1. Het pakje
Nog funester in de strijd om de vrouwtjes dan 5. en 3. is Het Pakje. Net zoals vrouwen niet vallen op kerels in ligfietsen, met witte sokken in sandalen, of met stripfiguuronderbroeken, zo vallen de meeste vrouwen - oké, de dames zonder vreemde fetisj dan - ook niet op mannen in een soort 19e eeuws badpak. Want dat is het natuurlijk. Mijn grootste angst: een bekende tegenkomen. Met wie je dan moet praten. Zodat je moet afstappen, en een houding moet zoeken. ‘Goed bezig, Sander. Enne… leuk pakje hoor.’ Grijns.
Hé, maar ik loop tenminste niet hard.

vrijdag 2 december 2011

Scrabblen tegen Mickey Mouse

Sinds een maand heb ik geen vrije tijd meer. Iedere minuut dat ik niet werk, slaap of luiers verschoon, speel ik scrabble. Op mijn mobieltje dus. Wordfeud heet het spelletje, in apptaal. Maar het is gewoon scrabble. En ik vind het geweldig.
Ik heb inmiddels vier friends die ik als een heuse simultaankampioen tegelijkertijd bestrijd. En die ik onmiddellijk na de laatste zet uitnodig voor weer een nieuwe pot. Het heeft iets dwangmatigs, iets obsessiefs, ik ben de eerste om dat toe te geven.

Wordfeudstalker. Drie keer woordwaarde, 76 punten. Hopseflops.

Omdat verandering van spijs doet eten, nodigde ik vorige week de broer van een van mijn vrienden uit. Hij werkt bij de politie en is daarom noodgedwongen online actief onder een nickname. Laten we ‘m hier Mickey Mouse noemen. Ik liet Wordfeud een zoekactie op touw zetten naar de beroemde stripmuis en ja hoor, daar was-ie al. Vreemde foto trouwens, lijkt nauwelijks op de Mickey die ik ken. Maar goed, één druk op het schermpje, en ping, uitnodiging verstuurd.  

Eén tel later.
Ping.
Invitation accepted.

Hé, en meteen een chatbericht. Ik lees: ‘Vem gömmer sig bakom Bart?’ Voor de duidelijkheid: mijn wf-naam is Sander Bart (Sander Peters, daar bestonden al 236 van). Ik grinnik, wat is het toch altijd een grappenmaker, die Mickey. Hij koketteert graag met z’n geheimzinnige internet-identiteit. Maar ik heb ‘m door.

Wacht, ik speel het spel gewoon mee. ‘Nulla!’, tik ik. Verzonden…
Ping. ‘Vem?’
‘Je, tillo ti fulgim no’, antwoord ik. Haha. Lachen man, dit.
Ping. ‘Sorry, I don’t understand it.’
Huh? Kom op, Mickey, dat is nu juist de bedoeling. Ik wist niet dat je een humorloze dag had.

Voor de zekerheid klik ik de vertaalfunctie van Google open. Ik tik Mickey's eerste vraag in. Ping: ‘Wie verschuilt zich achter Bart?’, betekent het.

In het Zweeds.