dinsdag 31 december 2013

Jeugdheld in Minsk

Kerstvakantie. Je moet wat, dus ik mest mijn huis uit. Diep achter in de keukenla stuit ik op een vergeeld, verkreukeld papiertje. Er zijn met zwarte pen twee handtekeningen op gezet – de een met zwierige krulletters, de ander in een iets minder fraai handschrift.
Ik ontcijfer de naam van Bob Maaskant – oud-voetbaltrainer, spelersmakelaar én buurman van mijn opa en oma. De andere krabbel moet van zijn zoon Robert zijn. De atletische jongen met de stoere krullenbol was mijn jeugdheld. Robert speelde bij Ajax. Ieder jaar met oud & nieuw schudde ik hem de hand. En nu had ‘ie onder z’n handtekening geschreven: ‘Sander, kerel, veel succes met voetbal!’ Wauw.
Ook toen Roberts grote doorbraak als voetballer uitbleef, volgde ik hem. Hij werd trainer. Kroonprins noemden ze hem. De jonge, goedgebekte en bijzonder ambitieuze Robert was de coming man van het trainersgilde.
Drie weken terug werd mijn oude jeugdheld – 45 nog maar – ontslagen bij zijn elfde profclub: Dinamo Minsk.


donderdag 19 december 2013

And the Oscar goes to... Linus!

De donkere dagen voor kerst zijn traditioneel een hel. Waterkoud rotweer, nauwelijks daglicht en gemaakte gezelligheid. Ook barst het onvermijdelijke schaatsseizoen weer los.

Er is één lichtpuntje. Of beter: een lichtbundel.

Iedere ochtend rond de klok van half acht trakteert het onvolprezen Zappelin ons op de kinderserie ‘Kerst met Linus’ (ben even de originele Noorse naam kwijt). Drie Peters-mannen – twee kleine, een grote – volgen met het ontbijtbord op schoot ademloos de avonturen van de kleine Linus en z’n vriendjes Asa, Akaya, Nure, Victoria en Borre (waar op mijn toetsenbord zit die gekke o met schuine streep erdoorheen, red.). Plaats van handeling: een godverlaten oord met niets dan naaldbomen, sneeuw en een paar rode en gele houten huizen. Een naargeestig gehucht diep in de Scandinavische outback waar de zon zich overdag slechts een paar uurtjes durft te tonen.

Reden genoeg om je dood te drinken of om de serie keihard te boycotten, maar dat doen wij niet in huize Peters.

Integendeel. Wij zijn fan. Ik ben fan!

Linus is namelijk de beste kinderserie ooit. Maar vraag me niet waarom. Waarom? Het verhaal is niet bijzonder, de personages evenmin. Er gebeurt eigenlijk niet vreselijk veel enerverends en erger: iedereen draagt skipakken of martsmeetstruien. Er wordt bovendien ook ergerlijk veel warme drank uit grote mokken gedronken. Dat ook.

Maar waarom ben ik dan fan-voor-het-leven?

Er zijn drie redenen.

Reden 1: De vrijheid die Linus en zijn matties genieten (en die ze krijgen van hun ouders), daar kunnen hedendaagse Nederlandse kinders slechts van dromen. Het is zoals in mijn eigen jeugd (Opa vertelt, red.): je klimt in een boom of op een dak en dan val je naar beneden. Dat doet pijn en je krijgt op je kop. De volgende dag doe je het weer. Het is namelijk gaaf. En spannend. En je moet iets. Bovendien: kinderen doen dat soort dingen. Heerlijk. Het is verdorie gewoon ordinair jeugdsentiment. And I love it.

Reden 2: zoals in elke succesvolle kinderserie (of –boek) is de verhaallijn uitgesplitst in twee niveaus. Een niveau gaat over leegstaande spookhuizen, enge wakken in het ijs, keiharde sneeuwbalgevechten, sensationele sleeraces en wie-is-bevriend-met-wie-en-wie-vindt-wie-stom. Dat is de afdeling van de Peters-mannen kleiner dan 1.30 meter. Laag twee toont de ouders en hoe die met hun kinderen omgaan En – vooral – hoe ze met elkaar en hun (schoon)ouders omgaan. Fan-tas-tisch. Linus’ papa Marvin steelt de show: een grote, brede, kale vent met de mentaliteit van een 5-jarig jochie. Mijn muppets hebben hier geen weet van, maar ik lach me dood.

Reden 3 ten slotte: de moeder van Linus. Of beter gezegd: Benedikte Lindbeck (lang leve Google). Iedere midlifepapa-met-kinderen in mijn omgeving is verliefd op haar. Ik ook. Lang, rood haar (houd ik normaal niet van, maar bij Benedikte is het prachtig), volle lippen, een lieve warme uitstraling en wat ook in haar voordeel spreekt: ze houdt onvoorwaardelijk van Marvin-het-grote-kind.

Dat zien wij mannen nu eenmaal graag.

O ja, en ze draagt altijd supersexy rendiertruien. Jummie. 

dinsdag 3 december 2013

Adresboekjes vol neukertjes

Omdat ik oogcontact met een vrouw ‘in het wild’ al als ernstig bedreigende vorm van seksuele intimiteit beschouw, nam ik mijn toevlucht tot internetdaten. Ik werd in mijn besluit gesteund door de enthousiaste verhalen van vriend B die mij adresboekjes vol ‘neukertjes’ voorspiegelde. Helaas kreeg B ongelijk.

Ik mailde en mailde en mailde me suf, maar gevreeën werd er niet. Niet door mij althans.

Trouwens, ik had er ook helemaal geen trek in.

Niet dat de dames die op mijn beeldscherm verschenen, onaantrekkelijk waren. Integendeel: ze waren er in alle soorten en maten, en zeker ook in mijn favoriete maten.

Nee, het zat ‘m meer in de tekst. Toen ik de 750 vrijgezelle Nijmeegse vrouwen tussen de 28 en 40 op basis van een strenge visuele inspectie had teruggebracht tot behapbare (pro)porties, begon ik te lezen. Hoe omschreven Steffie81, MirandaXXX en Esthertjuuuh zichzelf? Wat zochten Simoontje, Sweety en Pumpkin in een man? En: waarom hadden Kroel, Krullie en Womanoftheworld hun toevlucht gezocht tot deze online vleeskeuring?

Ik las en las en las en werd er niet vrolijk van.

Mijn gevoel van onbehagen laat zich het best illustreren aan de hand van een kwantitatieve analyse. Komt-ie.

Van de 300 knappe singles in de directe omgeving van mijn woonhuis:
- begonnen er 299 met 'hé hoi, jij daar!'
- hadden er 299 ondanks bedenkingen over internetdaten toch maar de stap gezet, want ‘wie niet waagt, die niet wint’ en ‘ze hadden ook allemaal goede verhalen van vriendinnen gehoord, dus ja…’;
- hadden er 299 een SUPERleuk en SUPERdruk leven met SUPERveel lieve vriend(inn)en
- misten er 299 een man die hun leven ‘afmaakte’ en o ja, om al dat moois mee te delen
- waren er 299 op zoek naar een ‘maatje’
- hielden er 299 van reizen naar onbekende bestemmingen
- vonden er 299 het leuk om ‘leuke dingen te doen samen’ en vonden er 299 mooie spullen mooi
- dronken er 299 graag een goed glas wijn op de bank
- keken er 299 graag op zondag in bed een serietje (of drie boxen met serietjes)
- zochten er 299 een sprankelende, grappige, slimme, zelfverzekerde man die zijn ‘zaakjes op orde heeft’ en ‘niet bang is om stappen te zetten in het leven’
- excuseerden 299 zich voor het cliché dat het uiteindelijk toch echt om ‘die ene mysterieuze klik’ gaat.

Zucht.

Gelukkig was daar nummer 300. Een vrouw zonder sociaal leven, zonder lieve vriendinnen, met een hekel aan leuke en mooie dingen en zeker aan onbekende bestemmingen, met een reisfobie en al jaren naarstig, ja noem het gerust neurotisch via internet op zoek naar een humorloze, angstige, depressieve en kinderachtige man met bindingsangst.

Maar hé, ze is PRACHTIG. En we voelen een ENORME klik. Dat dan weer wel.
   


      

donderdag 17 oktober 2013

Bloed, zweet en haren

Vandaag op hetiskoers.nl: 

Het was een zondagmiddag. De dag ervoor waren de echtscheidingspapieren getekend, het regende en ik wist: vandaag gaan die beenharen eraf.
Onherroepelijk.
Anderhalf uur en nogal wat gehannes later bevond ik mij in mijn blote kont op de badkamer-wc. Zweetdruppels parelden op mijn voorhoofd, bloedspetters sierden de muur. Voor mij lagen twee benen. Een mét haar; veel, donker, lang, ja zelfs prachtig golvend haar.
En een raar, bleek, knokerig kippenpootje.
Een vrouwenbeen.

Ik was halverwege en werd overvallen door een intens gevoel van spijt.

De spijt betrof niet zozeer de lelijkheid van mijn nieuwe onderstel; dat been zou afgetraind, gebruind en omzoomd door een nauwsluitend wielerpakje en fraaie witte sokjes al stukken beter ogen. Nee, de wanhoop die mij halverwege het ontharingsproces trof, was vooral het gevolg van een verkeerde materiaalkeuze.
Ik was te werk gegaan met een vrijwel versleten tondeuse, een voorraadje botte scheermesjes en veel te weinig scheerschuim voor twee lange dichtbehaarde stelten.

Beginnersfout. Op m’n 38e. Zielig.

Omdat opgeven geen optie meer was, spoelde ik de samengeklonterde resten van scheerschuim, haar en bloed van mijn spillebeen, verborg beide benen in een lange broek en toog naar de drogist.
‘Een ladyshave graag’, zei ik.
‘Heeft uw vrouw last van stevige beharing, meneer?’
‘Nou en of’, zei ik laf. En ik kwam thuis met de fourwheeldrive onder de vrouwenonthaarders, de Philips Sensitive nogwat.
Ik kan u verzekeren: het apparaat deed z’n werk. Nog geen halfuur later was mijn andere been ookgemakeoverd. Raar, kaal, bleek en knokerig lag het naast het andere been. Tevreden dweilde ik het bloed op, bekeek mezelf een halfuurtje in de spiegel en verdomd: het besef landde. Ik was een coureur.

Trots plaatste ik een foto van mijn rennersbenen op Facebook en vertrok voor een ritje.

’s Avonds kroop ik schoongewassen en volgevreten achter mijn laptop om de digitale complimenten in ontvangst te nemen.
Zes reacties, zag ik. Allemaal afkomstig van vrouwen. Zie je wel dat wielrenners onweerstaanbaar zijn. Alle pijn en moeite was ineens vergeten.
‘Gadver’, zei vrouw 1.
‘Bah bah’, zei vrouw 2.
‘Jeuzus Sander’, zei vrouw 3.
‘Wat heb je gedaan, gek!?’, vroeg vrouw 4.
‘Gaat het wel goed met je?’, informeerde vrouw 5.
‘Blij dat ik bij je weg ben’, constateerde vrouw 6, mijn aanstaande ex.

Diezelfde avond tikte beginnend hobbyfietser Piet D. uit Wijchen via marktplaats een ladyshave Sensitive op de kop. Gratis en voor niets. En lekker dichtbij, in Nijmegen.

Piet, als je dit leest: sorry kerel. Je bent genept. Mijn welgemeende excuses.

maandag 7 oktober 2013

Mannenvrienden

Klein en dun zijn ze. Lookalikes. Skinny jeans, hippe sportschoenen en een witte kuif. En praatjes, vooral veel praatjes. ‘Ik ben echt dus sterker als jou’. ‘Die tablet heb ik dus ook hè, maar dan met meer spelletjes’. En: ‘Mijn vader die is dus soldaat geweest hè.’
M en B zijn vijf-en-een-half en beste vrienden.
Ze wonen om de hoek en spelen iedere avond samen. Nou ja, als M bij mij is tenminste. De helft van de avonden, kortom.
Samen spelen is een groot woord. M en B trekken er op uit. Beetje klooien: in bomen klimmen, stokken verzamelen, in de bosjes piesen en ruzie maken over wie wanneer waarmee hoelang mag spelen.
Echte mannenvrienden.
Gisteravond, de kerkklok slaat zeven keer. Tijd om naar huis te gaan, luidt de afspraak. Vijf minuten later: geen M aan de tuinpoort. Tien minuten later nog niet. Echt verrassend is het niet.  
Ik neem een kijkje in de speeltuin.
Vier grieten van een jaar of twaalf, dertien hangen verveeld op en in een klimrek. Achter de rododendrons steken twee witte kuiven omhoog.
Ik besluip de kuiven van achteren. ‘Wat zijn jullie aan het doen, mannen?’, zeg ik gespeeld streng.
De mannen zijn niet onder de indruk. Ze grinniken en M zegt: ‘Wat denk je, pap? Wij kijken dus naar de meiden, hè.’
Ik zei het: echte mannenvrienden.
Op hun vijf-en-een-halfde dus al, hè.  




woensdag 25 september 2013

Mobiele straattaal – deel 1: Klonen

‘Zij zijn met z’n tweeën, altijd en overal. En ik? Ik ben alleen.’
‘Ja, maar dat is *** toch unfair?! Ik kan mezelf niet klonen. Helaas’
‘Wel? Hoezo?’
‘Ik weet het niet hoor. Ik blijf liever mezelf. Dan maar alleen.’
‘Nou ja. Wordt vervolgd dus. Doei.’


maandag 23 september 2013

Taalfetisj

Kantoorgenoot J. is streng. Ze is eindredacteur van diverse bladen waarvoor ik stukjes mag schrijven. Ze neemt haar taak serieus – en terecht. Haar scherpe oog signaleert haarfijn dat ik in elk artikel een ander taaltechnisch stokpaardje berijd. De ene keer is het ‘ook’, dan is het ‘wel’ en - toegegeven - ik ben ook wel van de gedachtestreepjes.
Om gek van te worden.
Vooral omdat ik het zelf niet opmerk.
Mijn meest ernstige taalafwijking is haar vreemd genoeg nog niet opgevallen. Ik heb het over de puntkomma, onderschat leesteken. Denken aan de puntkomma, zo gespeeld achteloos tussen twee korte krachtige zinnen geplaatst, geeft me bijna fysiek genot.
Een taalfetisj is het en niets anders.
Een paar weekjes terug. Wim Daniëls, Brabants taalfenomeen, brengt een 8-delige ode aan de puntkomma. Op twitter welteverstaan. De eerste akte is meteen de mooiste. ‘Je wilt weglopen, draait al half om, maar je moet nog iets zeggen; je draait terug en die terugdraai is de puntkomma.’ Aldus @wimdaniëls.
Ik kan er geen genoeg van krijgen; hij verwoordt precies wat ik voel.

Heel geruststellend ook dat er meer freaks zijn zoals ik. 

maandag 24 juni 2013

De regenjas van Ottmar Hitzfeld

Vorige week op hardgras.nl: 

Gisteren zag ik Ottmar Hitzfeld op tv. Het waren oude beelden. Ottmar droeg een lange beige regenjas. Een trenchcoat – ik ben even de Duitse benaming kwijt.
De ceintuur was stevig aangetrokken; iets te stevig aan Ottmars gekwelde gelaat te zien. 
Zélfs in het Duitsland van 1998 was die jas niet hip.
Ooit wilde ik ook zo’n jas. Ik was zestien en ging met mijn zus naar Parijs. Zoals dat gaat met wankelmoedige, depressieve pubers in hun existentialistische fase wilde ik schrijver worden en in Parijs wonen. En Parijse schrijvers liepen in lange jassen, een beetje te tobben langs de Seine.
Sartre, Camus, dat waren mijn helden. Mannen van de geest. 
(Dat ze daarna de ene na de andere vrouw – heel lichamelijk – alle hoeken van hun sobere pensionkamer lieten zien, dat wist ik nog niet).
Terug naar die jas. Ik kocht er dus ook een. Mijn zus gaf me bemoedigend het laatste zetje. ‘Natuurlijk kan dat. Hartstikke stoer.’ Dat in Uden niemand zo’n jas had, laat staan 16-jarige vwo-scholieren, dat besefte ik nog niet.
Terug in het Brabantse paradeerde ik intellectueel door de winkelstraat. In de plaatselijke doe-het-zelf-zaak (ook denkers kopen wel eens een schroefje) werd ik aangeschoten door een klusser – een stukadoor of timmerman, daar wil ik vanaf zijn.
Hij zag mij - een puisterige scholier in een lange jas - en vroeg me in welke gang hij de acrylverf kon vinden.


maandag 15 april 2013

Zwelgen bij belegen woorden


Tijdens een online zoektocht naar iets heel anders, stuitte ik dit weekend op een fraai artikel over het zogeheten Verdwijnwoordenboek. Ik was onmiddellijk verkocht. Een boek barstensvol uitgestorven, vergeten en uit de gratie geraakte woorden. Fezikker, vuilpoes, knuren, en mijn persoonlijke favoriet, minijver. Het Verdwijnwoordenboek vermengt een stevige dosis taal- en feitenkennis met een bijna  melancholisch verlangen naar vroeger.

Genieten dus.  

Al grasduinend in de verklarende woordenlijst die onder het artikel was opgenomen, herinnerde ik me plots dat ik me een jaar of twee geleden had opgeworpen als beschermer c.q. pleitbezorger van het woord ‘spuitgasten’. Op verzoek van het Neerlandsch Genootschap ter Bevordering van het Belegen Woord had ik een van de vele duizenden woorden uit hun lange lijst ‘geadopteerd’ en beloofd me sterk te maken voor het gebruik ervan.

Dat laatste is niet gebeurd, moet ik toegeven, maar het neemt niet weg dat de intenties van dit genootschap me aan het hart gingen. En gaan! Blijmoedig, benevens, schraalhans, snodaard: ik kan er uren en uren naar kijken. Het is bijna een fysiek genot dat ik voel; mijn vingers jeuken om deze woorden toe te passen. Maar wanneer, waar, voor wie? Ik verdien mijn geld als tekstschrijver en word geacht begrijpelijk Nederlands te schrijven. Gewone-mensen-taal, voor hedendaagse lezers. Daarnaast communiceer ik mondeling voornamelijk met mensen die na 1970 het levenslicht zagen, dus de kans dat ik me vervreemd van mijn omgeving wanneer ik louter belegen woorden gebruik, is levensgroot.

Daarom kies ik voor een laffe middenweg - of een elegante tussenoplossing zo u wilt. Ik maak er sinds enige tijd een sport van om in mijn werk - journalistieke artikelen, columns, blogs - of gewoon in het dagelijkse spraakgebruik zo nu en dan (alles met mate!) een belegen woord te gebruiken. Bijna stiekem, out of the blue, komt er dan een woord als kniesoor, uitvreter of bepotelen voorbij. Of, nog beter: zaniken.

Ik word in mijn passie gesteund en geïnspireerd door mijn kantoorgenoot J., ook tekstschrijver annex taalfetisjist. De zegswijzen of uitdrukkingen die zij gebruikt – bewust of onbewust, ik weet het na ruim twee jaar hokken nog steeds niet – bezorgen me veel plezier. Een voorbeeld: ik luister de laatste tijd nogal veel naar de muziek van Damien Rice. Melodieuze maar nogal zwaarmoedige muziek, over ernstige en moeilijke onderwerpen als de liefde. Toen J. vorige week onze werkruimte verliet, gaf ze me goede raad mee: ‘Geniet van deze mooie avond, van het weekend en – vooral – beloof me dat je niet teveel gaat zwelgen, goed?

Prachtig woord, zwelgen. (Nummer 7 op de adoptielijst van belegen woorden.)  

En een treffend advies. Hartstikke raak.

Dubbel bedankt J.!   

Voor de liefhebbers: een fezikker is een fluisteraar, een vuilpoes een viespeuk, knuren is luieren en minijver betekent romantische jaloezie.  

woensdag 10 april 2013

Shut up, Lambiek!



Ajacied Jan van Halst sliep bij Zlatan op de kamer. Als brave Jan het bedlampje uitdeed en ‘sleep well’ mompelde, kon het altijd twee kanten op. Had Jan geluk, dan klonk van onder het dekbed ‘Shut up, Lambiek’. Maar o wee als ‘de Neus’ het in z’n bol had, dan greep-ie je zo bij je strot. Knettergek en doodeng, die Zlatan.
Aldus Jan vorige week tegen Tom Egbers.
Van Halst verkeert in goed gezelschap.
In Barcelona gaat het hardnekkige gerucht dat Zlatan ooit middenin de nacht de lievelingsknuffel van Messi door de wc spoelde. Kleine Leo had gevraagd of hij even mocht plassen.
Alessandro del Piero is al tien jaar onafgebroken in therapie nadat Zlatan met een botte pincet een-voor-een de zorgvuldig gecoiffeerde bakkebaardhaartjes eruit had getrokken. IJdeltuit Pinturicchio hield iets te lang de badkamer bezet. 
En Clarence Seedorf? Die sloeg ooit voor het slapengaan een boek (!) open. Een leesboek dus. In een-en-dezelfde kamer als Zlatan. Nog diezelfde avond heeft Zlatan de volledige monologue intérieur uit James Joyce’ Ulysses eigenhandig op Clarence' immense dijen getatoeëerd.
Hoe langer ik er over nadenk: doodzonde dat Zlatan’s gedroomde roomie Vinnie Jones gestopt is

Zuigende drek en wulpse wijven


Vorige week op hetiskoers.nl: 

De wielerwereld hangt van clichés aan elkaar. En daar is niets mis mee. De Tour de France spant naturellement de kroon: wuivende zonnebloemvelden, romantische kasteeltjes langs de Loire, opwaaiende bloemetjesjurken (oh la la!) en op radio Tour de zwierige chansons van Julien Clerc en Gerard Lenorman.

Gecultiveerd zomergevoel. Mooi.

In Vlaanderen kunnen ze er ook wat van. Gisteravond op de eerste van vier wieleravonden in het Nijmeegse Lux-theater kwamen ze weer volop voorbij: de zuigende drek, de vette friet, de wulpse wijven, de lage luchten. Prachtig. Zeker als dat gebeurt tijdens een nabeschouwing van de Ronde van Vlaanderen, of beter: de 100-jarige Hoogmis.
Johan Museeuw
Naast presentator Jeroen Wielaert drie ras-Vlamingen. Mannen van de koers, de voeten amper uit de donkere klei, bescheiden maar welbespraakte vertegenwoordigers van een katholieke volkssport bij uitstek: dichter Willie Verhegghe, schrijver-uitgever-troubadour Geert Vandenbon en ja, de Leeuw van Vlaanderen zelf:

Johan Museeuw. Uit Histel.

Kijk, fluistert het door de zaal: daar is ‘m, Jehan. In het echt.

De drie blikken terug op de day before. ‘Geen grote koers, wel een groot winnaar’, piept de Leeuw. En met een ondeugende lach: ‘Net als ik een kampioen met een grote motor.' Goed dan, nog even gezellig mopperen op het nieuwe parcours, het ordinaire commercialisme van Wouter Vandenhaute. En ja, natuurlijk ook efkes ginnegappen om de kontknijperij van boefje Sagan. ‘Ik doe het ook nog, hoor, thuis dan. Zelfs na 96 jaar huwelijk’, grapt Verhegghe. Schalkse blik naar mevrouw Verhegghe in de zaal.

Tijd voor cultuur. Willie Verhegghe leest gedichten. Barokke woordenstromen vol beeldende bijvoeglijke naamwoorden, tot leven gewekt met die typisch Vlaamse tongval. Van slijk en aarde en bloed en spieren. Van Briekske, ribbedebie en chasse patate. En veel, heel veel liefde voor de koers. 
Dan is het podium voor Geert Vandenbon. Gezeten op een kruk, gitaar in de hand zingt hij met donkere stem eenvoudige, krachtige liederen. Songs vol melancholie, over Cancellara en Franck Vandenbroucke (‘Voor eeuwig jong’, vrij naar Dylan). Vandenbon, ooit als communicatieman achter de schermen actief bij de Ronde, toert nu met levende legende Michel Wuyts langs Vlaamse zalen. Naam van het programma: ‘Planeet koers’. Inhoud: liedjes, gedichten, en sterke verhalen.

Klappen over koers dus.

Net als gisteren, in Nijmegen, met Johan Museeuw in de hoofdrol.

Over de jubileumeditie van de Ronde, op 25 mei aanstaande, over 324 kilometer: ‘Iek ga die koers uitrijden, met 25 gemiddeld, ja, Jeroen, ondanks mijn overgewicht.’ 
Over Parijs-Roubaix 1996: ‘Niet de Mapei-baas besliste wie mocht winnen, maar ik. De discussie die u zag op tv? Dat ging over wie tweede mocht worden. Tafi’s vrouw was jarig, Bortolami’s vrouw zwanger. Dat was dus even lastig.’ 
Over zijn status in België: ‘Als ik een kakske deed, stonden er tien journalisten voor mijn huis.’ Over zijn dopingbekentenis: ‘Ja, het was stom. Maar mensen maken fouten. Tommeke had ook beter geen coke gesnoven, hè.’ 
Over Lance: ‘Het was een jerk, een arroganterik, maar ook een prachtig atleet. Ge maakt van een ezel geen koerspaard.’ Over Cancellara en Sagan: ‘Cancellara wint Parijs-Roubaix zaterdag, als er geen vreemde dingen gebeuren. Sagan zal die koers nooit winnen. Hij zit niet ver genoeg achter z’n bracket.’
En over de beelden van zijn overwinning in 2002 met commentaar van Mart Smeets: ‘Ik had de woorden van Ward (!) nooit eerder gehoord.’

Het publiek - veel mannen, veel grijzend haar, hier en daar een koerstrui- en petje – vreet het gulzig. Na afloop is het dringen, voor een boek van Verhegghe, Vandenbon of Wielaert, met een handtekening en vriendelijk woordje van… de Leeuw van Vlaanderen zelf.

Op 8, 15 en 22 april organiseert het Vlaams Cultureel Kwartier nog drie wieleravonden. Locatie: Lux Nijmegen. Meer weten? Kijk op www.vckwielerklassiekers.nl

Lullepotten in Nijmegen, part two

Deze week op hetiskoers.nl:


Tot m’n dertiende zat ik op voetbal. Mijn vereniging, Udi ’19 (toen nog zonder Beter Bed), had een clubblad. Op de achterpagina van dat gestencilde meesterwerkje stond een rubriek: ‘Wist u dat…?’ Een hele pagina vol met roddels, nieuwtjes en andersoortige need-to-know informatie. Ge-wel-dig. Vond ik toen. Ik ga nu een poging doen dat niveau te evenaren.

Wist u bijvoorbeeld dat….
  • het shirt waarin Tommy Simpson dood neerviel, jarenlang op een Groesbeekse slaapkamer hing?
  • Alex Zülle de enige leuke Zwitser is?
  • Alex Zülle een Nederlandse moeder heeft?
  • supporters van Stijn Devolder ooit hun hele dorp (d.i. een kroeg met pisbakken) hadden verplaatst naar de Carrefour de l’Arbre?
  • Servais Knaven niet bij Rabo wilde rijden, omdat ‘het tussen hem en de typische rabocultuur helemaal niet boterde’?
  • Bjorn Leukemans een karbonkel ter grootte van een duivenei in zijn koersbroek had?
  • de ploegarts van Leukemans die met breinaalden lek prikte?
  • de kinderen van Jan Raas verf mengden in zijn kampioensbokalen?
  • de broer van Sep Vanmarcke Ken heet en postbode is?
  • Romans Vainsteins na Parijs-Roubaix in 2001 heel erg boos was op ploegmaats Museeuw en Knaven?
  • Veenendaal-Veenendaal (oké, de Dutch Food Valley Classic) volgend jaar niet in Veenendaal start? En daar ook niet finisht?
  • er vrouwen zijn die wielrenners lekkere kerels vinden?
  • Cadel Evans in Bejing in 2007 bijna door een Mongoolse renner van zijn fiets gemept werd?
  • Michel Wuyts zei dat Vanmarcke zijn ‘tenen moest uitkuisen’ om het wiel van Cancellara te houden?
  • er mensen zijn die dat begrijpen?
  • Bert Wagendorp van zijn hoofdredacteur niet te veel mocht focussen op 'het drama van de verliezers' tijdens Touretappes? ‘Slecht voor de losse verkoop’, aldus Broertjes.
  • Thijs Zonneveld ooit nog met Chris Froome koerste?
  • Chris Froome dat niet meer weet?
  • Servais Knaven na zijn winst in Parijs-Roubaix in 2001 gekort werd op zijn salaris?
  • Ken Vanmarcke postbode is, omdat hij dan ’s middags met Sep kan trainen?
  • ook renners uit zijn eigen ploegen niet begrijpen wat Patrick Lefevere zegt?
  • veel renners tegen het plaatsen van dranghekken zijn? ‘Wie moet ons dan omhoog duwen in de bergen?’
  • Servais Knaven meer emoties voelde bij zijn winst in de Touretappe in Bordeaux (2003) dan na zijn zege in Parijs-Roubaix?
  • Ken Vanmarcke ook een kledingset krijgt van Blanco?
  • het 'za(a)kje' van renners gedurende enkele maanden na de Hel niet optimaal functioneert?
  • Servais Knaven desondanks vier dochters heeft?
  • Jeroen Wielaert en Frank Heinen ontzettend goed Vlaamse stemmetjes kunnen doen?
  • Sporza de opvolgers van Michel Wuyts en Jose de Cauwer dus voor het oprapen heeft?
  • Fuentes de arts was van de Spaanse atletiekploeg tijdens de Olympische Spelen van 1992?
  • de Spaanse atletiekploeg tijdens de Olympische Spelen van 1992 best wel succesvol was?
  • Ken Vanmarcke zondagmiddag om 16.20 uur nog harder huilde dan zijn broer?

Ik niet. Tot gisteravond.

Ook meer weten? Kom op maandag 15 en 22 april naar de VCK Wielerklassiekers in theater Lux, Nijmegen. www.vckwielerklassiekers.nl.

zondag 17 maart 2013

In de autokappersstoel

“Wat doen ze met de haren van die mevrouw. Dat is raa-aar!”

Ik kijk in de richting van het priemende vingertje. Een witblonde leerling-kapster werkt de uitgroei weg van een dame op leeftijd. Het slachtoffer ziet ons een beetje ongelukkig en vertederd tegelijk aan. Mijn vierjarige praatjesmaker proest hardop en stoot mij aan. “Dat mogen ze bij mij niet doen, hoor pap, slagroom in mijn haar smeren.”
Zeven kapsters en evenzovele klanten grinniken.  
Ik zit met Max bij de kapper. Voor de duidelijkheid: hij wordt geknipt, niet ik. Het is zijn eerste keer, en dat is te merken. Bij binnenkomst is hij juichend op de enorme bak met snoepjes af gerend. “Die mag ik, straks, toch, pap?”

Geen idee. Ik heb in vijftien jaar trouw bezoek nog nooit één snoepje gekregen.

Dan ziet hij De Stoel. De stoel met wielen en… een autostuur. Sinds ik hem een halfjaar terug in een vlaag van verstandsverbijstering over deze autokappersstoel verteld heb, zeurt hij ons aan de kop. “Ah, pap, mam, kom op, bramsamkoenbasjobsemguusenzovoort mogen ook allemaal naar de kapper. Het is niet keivet als mama mij knipt.”

Dat klopt.

Maar wel goedkoop. En snel.

En het scheelt pijnlijke momenten. Want, o jee, daar gaan we weer: “Pap, kijk, die vrouw is kei-oud. Dat zie je omdat ze kaal en grijs is.”
Weer dat vingertje.
Snel, ander onderwerp.
“Kijk eens, Max, al die kammen, scharen, tondeuses en mesjes die daar liggen.” Hups, daar grijpt een handje het grootste knipmes. Het kappersmeisje dat onze vent onder handen neemt, knipt vaker lefgozertjes, dat is duidelijk. Razendsnel grist ze het blinkende moordwapen uit Max’ hand, geroutineerd knipt ze verder. Af en toe lacht ze zachtjes. Bijvoorbeeld als Max zegt: “Nee nee, niet zo kammen. Ik wil mijn haar plat hebben.” Of: “Waarom maak jij mijn haar nat? Zal ik jou eens nat spuiten?”

Ik zit erbij en verbaas me. Over het totale gebrek aan verlegenheid, dat zeker, maar ook over z’n gezelligheid. Het vermogen tot small talk. Iets waar ik nog steeds iedere keer tegenaan hik in de kappersstoel. Het gaat ‘m makkelijk af, en iedereen – man, vrouw, jong, oud - vindt hem grappig. Vertederend. Dat ondeugend lachje, die slimme oogjes.
En steeds weer die vragen. Bizar nieuwsgierig.
“Waar gaan die haren straks heen?” (…)
“Zit mijn papa ook altijd in deze stoel, dat past nooit met die dikke kont.” (…)
“Waarom zitten daar mensen onder een lampenkap?”

Dan is ‘ie klaar. Stukken korter is z'n haar. 'Keivet', luidt ons gezamenlijke oordeel. Onze vent lijkt ineens stukken ouder – wel zeven of zo. Pas als ‘ie glunderend met een gifgroene lollie de zaak uitloopt en “Dag, poepscheten!” roept, besef ik dat ‘ie nog altijd maar vier is. 

Maar wel in een kwartiertje tijd zeven kapsters en evenzovele klanten om z’n wijzende vingertjes winden.... 

zaterdag 26 januari 2013

Kopstukken: Johan Bruyneel


Het onvermijdelijke poloshirt, de bovenste knoopjes open. De gele Tour-accreditatie losjes om de hals. Dure zonnebril op het hoofd, de ogen lichtjes dichtgeknepen. De inmiddels wat vlezige onderarm hangt  nonchalant uit het autoraampje. Zo kennen we Johan Bruyneel, de man achter US Postal, Discovery en – vooral – de man achter Lance.

Of beter: naast Lance.

Lance en Johan, Johan en Lance. Van 1998 tot 2010 vormen ze een onafscheidelijk, onwaarschijnlijk succesvol duo. Waar Lance is, is Johan. Op de achtergrond, onopvallend, stiekem bijna. Maar hij is er, altijd en overal. Waar Lance spreekt, spreekt hij over Johan. Vol bewondering, vanzelfsprekend. En het belangrijkst: wint Lance, dan wint ook Johan. De ideale tweede man.

Laten we niet vergeten dat Bruyneel zelf een meer dan verdienstelijk renner was. Geen winnaar, verre van zelfs. Maar toch: een klasbak. Type mooie renner. Jongensachtig uiterlijk, engelengezicht. Immer goed gesoigneerd. Spierwitte sokken op glimmend gladde bruine beentjes. En om de strak geföhnde haren een fluorescerende haarband.

Had hij mogen kiezen, dan was Johan als Italiaan geboren.

Maar Johan is geen Italiaan. Hij is een Vlaming uit Izegem die een groot deel van z’n carrière in Spanje rijdt. Voor Once, de ploeg met de hysterische outfits en dito ploegleider. Gekke Manolo Saiz. Het is een ploeg die sierlijke Johan op het lijf geschreven is. Veel renners met de oogstrelende zit die klasse verraadt. Flyers zogezegd. Olano, Breukink, Zarrabeitia, Mauri, Zülle, Jalabert: net als Johan Bruyneel prima coureurs. Maar ook een beetje saai. Rustig, evenwichtig. Ideale schoonzoons.

Jongens van ‘net niet’.

Heeft dat stempel hem dwars gezeten?

In de nadagen van zijn loopbaan fietst Bruyneel nog twee seizoenen voor Rabobank, als wegkapitein. De eerste carrièreschreden als manager? Goed denkbaar. Zeker is dat Johan in de Tour van 1996 als Rabobank-renner in de afdaling van de Cormet de Roselend het ravijn induikt. Voor het oog van de camera zeilt hij over de vangrail. Hij valt diep. Heel diep. Maar zit een minuutje later alweer op zijn fiets.
Sierlijke Johan is ook een harde. Snoeihard. Voor zichzelf, nu nog.

Als renner wint Bruyneel niet erg veel. Maar als het raak is, dan is het goed raak. Neem de tweede etappe in de Tour van 1995. Dwars door de Ardennen gaat het, over het LBL-parkoers in grote lijnen. Die dag is hij de enige die een ontketende Indurain kan bijbenen. Mooie beelden zijn het: de Grote Zwijger die stoïcijns de enorme molen ronddraait. Gebeeldhouwde kop in de wind. In zijn kielzog de ranke Bruyneel, die nooit overneemt, maar wel de armen in de lucht mag steken in Luik.

Een fraai staaltje koerstactiek. Intelligent, gewiekst, leep. Overleven en winnen. Dat is de koers. Een knappe fysieke prestatie ook van Bruyneel, dat zeker. Maar toch weer: in de schaduw van een echte kampioen.

Net niet.

Nóg niet.

Eind 1998 stopt Johan als renner. Op hetzelfde moment ziet hij hoe ex-kankerpatiënt Lance Armstrong naar een vierde plek in de Vuelta rijdt. Het prikkelt hem; hij benadert de Amerikaan en overtuigt hem ervan dat die onder zijn leiding de Tour kan winnen. Alles wat nodig is, is keihard trainen, een stevige portie discipline en vechtlust. Daar heeft Lance genoeg van. En oké, er zijn wat verboden vruchten nodig. Maar daar schrikt Johan niet van. Hij is groot geworden in de ondoorzichtige Spaanse wielercultuur; de passie en de furie van mentor Saiz doen de rest. Lance is de juiste man op de juiste plek en op het juiste tijdstip voor Bruyneel. Als hij Het Project ‘Lance’ goed aanpakt, kan hij zijn talent als man-op-de-achtergrond volop benutten. En belangrijker: eindelijk eens écht gaan winnen.

Van ‘net niet’ naar ‘wel’.

Heel erg wel.

Manager Johan is een harde. Snoeihard. Voor anderen vooral, nu. Hij stelt een ploeg samen. Een ploeg vol trouwe adjudanten. Ja-knikkers, domme hardrijders of ambitieuze jongeren. Kerels die bibberend buigen voor Bad Cop Lance en denken dat Good Cop Johan het beste met ze voor heeft.

Steeds vaker staat Johans babyface op onweer. De vrolijke lach van vroeger, met de guitige voortandjes en de twinkeloogjes, is verdwenen. Wat rest is een zelfvoldane grijns op het pafferige gelaat. ‘We might as well win’, heet het boek dat hij met Lance uitbrengt. Er had beter kunnen staan: We must win, at all costs. De herinnering aan boyish Johan, de net-niet-winnaar en ideale schoonzoon, vervaagt. Hij heeft z’n buit binnen.

Dan, in 2012, valt Lance, en Johan valt mee. Diep, heel diep. Dieper nog dan in 1996. Maar Bruyneel is nog steeds een harde. Snoeihard. Hij komt terug. Eerst met een boek, in 2013 naar het schijnt. Riri’s Ma vérité zal erbij in het niet vallen. En daarna? Excuses, tranen en gladde praatjes op tv - niet bij Oprah maar bij Karl, Ivo of Mart. Verschil moet er zijn. Maar toch: de oplagecijfers zullen naar grote hoogten stijgen.

Slimme, gewiekste, lepe Johan overleeft. Vrees ik. Net als toen in Luik, in 1995.

Dat is nu eenmaal de koers.

vrijdag 4 januari 2013

Youp en de maatschappij


‘Weet u wat ik krijg voor deze column? 1.800 euro. Dat is vier euro per woord. Vier euro, mensen. Ik typ dus maar gewoon stug door. Woord voor woord voor woord….’

De makers van het tv-programma Bureau Sport hadden iets leuks bedacht. Weet je wat we doen? We vragen Youp van ’t Hek zich af te zetten tegen de poenerigheid van de topsport. Tegen de uitwassen van het ‘wereldje’ en tegen het decadente gedrag van met name jonge voetballers die te veel geld hebben.

Oh oh, die Balotelli toch, met z’n tien Porsches.

Waar moet het heen met de maatschappij? 

Geld, geld en geld. Daar draait de wereld om. Zei Youp. Sommigen onder ons beseffen niet meer wat normaal is. Gelukkig besloot meester Youp hen te helpen. Hij voerde z'n eigen honorarium en inspanningen aan als bewijs dat het anders kan. Er zijn mensen die het met minder moeten doen. Mario! Usain! Cristiano! Mensen die het niet voor het geld doen, maar voor de liefde voor het vak. Voor de eer. 

Of gewoon, voor de maatschappij. 

Zoiets bedoelde Youp. Denk ik. Ik denk ook dat Youp niet weet dat 1.800 euro voor zo'n stukje een tarief is waar de meeste schrijvers en columnisten slechts nat van dromen. 

Een zichzelf herhalende schreeuwlelijk die zich - voor 900 euro per uur – boos maakt over een uitgekauwd onderwerp. En daar de politiek correcte toffe jongen mee uithangt. Het is de reden waarom ik rode bultjes in mijn bilnaad krijg van de Jan-Jaap-van-der-Wallen en andere mannen (het zijn altijd mannen!) die een maatschappijkritische boodschap in hun voorstelling leggen.  

Nee, ik zeg het verkeerd: ze leggen die boodschap er bovenop. Heel dik.

Te dik. 

Deze week zag ik Theo Maassen op tv. Ik meende me te herinneren dat Theo vooral grappig was. En dat z'n shows nergens over gingen. Maar Theo bleek veranderd in een eersteklas moralist. Zo riep hij steeds, de armen pathetisch ten hemel geheven: ‘Ik weet het niet meer, met deze wereld.’ Of: ‘Die Geert Wilders, met de kopvoddentaks, dat kán toch niet?!’ En het toppunt: ‘Ik ben net veertig, het is een verwarrende periode.’
Tjonge.
Jonge.
Jonge zeg.

Nee, dan Ronald Goedemondt, die een uurtje na Theo op tv mocht. Niks geen pretenties, niks geen makkelijke meningen over dito onderwerpen. En vooral: geen ‘moraal van dit verhaal’. En toch van de eerste tot de laatste minuut boeiend. Geniaal cabaret kortom - hoog tempo, sterke timing en ontzettend veel originele grappen. Ik heb gewoon anderhalf uur gelachen.

Zo. Nu ga ik een stukje typen voor hetiskoers.nl. Uren zweten, voor nul euro. Daar maakt dan weer niemand zich kwaad over.