maandag 15 april 2013

Zwelgen bij belegen woorden


Tijdens een online zoektocht naar iets heel anders, stuitte ik dit weekend op een fraai artikel over het zogeheten Verdwijnwoordenboek. Ik was onmiddellijk verkocht. Een boek barstensvol uitgestorven, vergeten en uit de gratie geraakte woorden. Fezikker, vuilpoes, knuren, en mijn persoonlijke favoriet, minijver. Het Verdwijnwoordenboek vermengt een stevige dosis taal- en feitenkennis met een bijna  melancholisch verlangen naar vroeger.

Genieten dus.  

Al grasduinend in de verklarende woordenlijst die onder het artikel was opgenomen, herinnerde ik me plots dat ik me een jaar of twee geleden had opgeworpen als beschermer c.q. pleitbezorger van het woord ‘spuitgasten’. Op verzoek van het Neerlandsch Genootschap ter Bevordering van het Belegen Woord had ik een van de vele duizenden woorden uit hun lange lijst ‘geadopteerd’ en beloofd me sterk te maken voor het gebruik ervan.

Dat laatste is niet gebeurd, moet ik toegeven, maar het neemt niet weg dat de intenties van dit genootschap me aan het hart gingen. En gaan! Blijmoedig, benevens, schraalhans, snodaard: ik kan er uren en uren naar kijken. Het is bijna een fysiek genot dat ik voel; mijn vingers jeuken om deze woorden toe te passen. Maar wanneer, waar, voor wie? Ik verdien mijn geld als tekstschrijver en word geacht begrijpelijk Nederlands te schrijven. Gewone-mensen-taal, voor hedendaagse lezers. Daarnaast communiceer ik mondeling voornamelijk met mensen die na 1970 het levenslicht zagen, dus de kans dat ik me vervreemd van mijn omgeving wanneer ik louter belegen woorden gebruik, is levensgroot.

Daarom kies ik voor een laffe middenweg - of een elegante tussenoplossing zo u wilt. Ik maak er sinds enige tijd een sport van om in mijn werk - journalistieke artikelen, columns, blogs - of gewoon in het dagelijkse spraakgebruik zo nu en dan (alles met mate!) een belegen woord te gebruiken. Bijna stiekem, out of the blue, komt er dan een woord als kniesoor, uitvreter of bepotelen voorbij. Of, nog beter: zaniken.

Ik word in mijn passie gesteund en geïnspireerd door mijn kantoorgenoot J., ook tekstschrijver annex taalfetisjist. De zegswijzen of uitdrukkingen die zij gebruikt – bewust of onbewust, ik weet het na ruim twee jaar hokken nog steeds niet – bezorgen me veel plezier. Een voorbeeld: ik luister de laatste tijd nogal veel naar de muziek van Damien Rice. Melodieuze maar nogal zwaarmoedige muziek, over ernstige en moeilijke onderwerpen als de liefde. Toen J. vorige week onze werkruimte verliet, gaf ze me goede raad mee: ‘Geniet van deze mooie avond, van het weekend en – vooral – beloof me dat je niet teveel gaat zwelgen, goed?

Prachtig woord, zwelgen. (Nummer 7 op de adoptielijst van belegen woorden.)  

En een treffend advies. Hartstikke raak.

Dubbel bedankt J.!   

Voor de liefhebbers: een fezikker is een fluisteraar, een vuilpoes een viespeuk, knuren is luieren en minijver betekent romantische jaloezie.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten