woensdag 27 juni 2012

Grow up, amateurs!


Engeland ligt eruit. Niet uit de EU, maar uit het Europees Kampioenschap voetbal. Verloren van Italië, in de kwartfinale. Na strafschoppen natuurlijk. Sinds 1990 is Engeland zes keer op deze manier uit een eindronde gewipt.  
En wij hier maar zeuren over een penaltytrauma.
Deze keer deed het nog meer pijn dan in voorgaande jaren. De white army had namelijk getraind op strafschoppen. Sinds het begin van de voorbereiding, eind mei, werd iedere (!) training besloten met een rondje penalties.
Een Spartaans regime.
En allemaal voor niets. De twee Ashleys (Young en Cole) misten; einde verhaal voor de Engelsen. ‘We weten nu dat trainen op strafschoppen zinloos is’, zei Hodgson. ‘Op de training deden ze het alle vijf voortreffelijk. De spanning is niet na te bootsen. Het vertrouwen om een strafschop te nemen, heb je of heb je niet.’
Zelden sprak iemand zoveel onzin binnen tien seconden.
Iedere keer weer schrikken, het amateurisme in ’s werelds grootste sport.
In het land der blinden zijn de eenoogjes koning. Mourinho, Lobanovski, Sacchi, Van Gaal: stuk voor stuk vernieuwers, die op (bijna) wetenschappelijke manier het onderste uit de kan wilden halen. Ook, of juist, als ze geen Messi of Ronaldo in de ploeg hadden.
Hoe? Door te trainen op details. Niet drie weekjes penanties op doel rossen. En jengelen als het dan niet lukt.
Nee, oefenen, oefenen, oefenen. Eindeloos.
Hartstikke saai, maar wie heeft gezegd dat topsport leuk moet zijn?
Voetballers zeiken graag over het conservatisme bij de bobo’s in Zwitserland. Geen camera’s op de doellijn, geen chip in de bal. Wanneer steken ze de hand eens in eigen boezem?
Grow up! Daarna praten we wel verder…    

dinsdag 26 juni 2012

Allez Johnny Hoogerland!


Vandaag op hetiskoers.nl: 

Er schijnen mensen te bestaan die van polders houden. Sterker: deze mensen fietsen er graag doorheen, door die polders. Voor de lol. Als hobby dus. Dan zeggen ze dingen als: ‘Goh, Dré, wat is Nederland toch mooi, hè?’ En: ‘Wat een uitzicht, Gerrit, heel bijzonder.’ Of: ‘En die Hollandse luchten, Herman, is het niet prach-tig?’.

Ik ben van een ander slag. Ik haat polders. Het karakteristieke Nederlandse landschap maakt me depressief. Niets ergers dan een eindeloos vergezicht. Zo’n grijsgroene zee van kaalgevreten weilanden, koeien, slootjes, molentjes, hier en daar een boom (natuurlijk: een populier), en dan weer een hele tijd niets. O ja, een regengordijn in de verte. Die bui krijgen we straks geheid op onze nek. Want schuilen gaat hier natuurlijk niet. In deze leegte.

Doffe ellende.

Net Noord-Frankrijk. Ooit stond ik er twee uur vast in een trein, in de buurt van Saint-Quentin. Ik keek naar buiten – overal kale leegtes, donkere boerderijen, treurige plukjes grauwkleurige bomen, scheef hangend door wind en regen, en dan die mensen. Zoals Martin Bril ooit zei: een landschap gaat in mensen zitten. In Noord-Frankrijk is dat zeker het geval. Kaal, lelijk en deprimerend.

Ik keek twee uur lang naar buiten en wenste dat ik mezelf voor mijn eigen trein kon werpen. Maar die stond dus stil. Ook dat nog…

Misschien ben ik hypersensitief. Misschien domweg een mietje, vatbaar voor mentale dipjes. Kan zijn. Zeker is dat Noord-Frankrijk ongeschikt is voor tere zieltjes. En laat er verdomme nu net een Touretappe arriveren in Saint-Quentin, de tous les lieus. Die rit, nummertje 5, voert de renners van het hemelse Rouen (ga daarheen, mensen!) over bijna 200 martelende kilometers naar de Hel op Aarde.

Ik vermoed dat het hele peloton die dag onderuitgezakt achterstevoren op de fiets hangt, platgespoten door de anti-depressiva. Jankend. En bellend met het thuisfront. ‘Maman, ik wil naar huis. Haal me hier weg. Le plus vite possible.’

Het hele peloton? Nee, er is één renner die niet beter weet. Johnny. Johnny Hoogerland dus.

Oké, God heeft Zeeuwse Johnny bij wijze van grap de fysiek van een klimmer meegegeven, maar de grote kracht van Johnny ligt toch echt ergens anders (denk aan z’n klinkende overwinningen als junior in de Ronde van Vlaanderen en de Driedaagse West-Vlaanderen). Johnny hoeft zich niet vier weken op te sluiten in een sportschoolkloostercel bovenop de Sierra Nevada. Johnny hoeft geen Critérium du Dauphiné, Tour de Suisse of Route du Sud te rijden, ter voorbereiding. Allemaal onzin. Het enige wat Johnny (aka @zeeuwseleeuw) moet doen, is trainen rond zijn woonplaats. Yerseke! Trainen, trainen, trainen. Iedere dag 200 kilometer. 100 heen, 100 terug.

Voor wie dat aankan zonder zich huilend in de Westerschelde te werpen, is Noord-Frankrijk een makkie.

Allez Johnny, démarre. Et gagne!  

donderdag 7 juni 2012

De ene schurk is de andere niet


Over smaak valt niet te twisten. Een onzinnige uitspraak, want je kunt zo’n beetje over ieder onderwerp bekvechten. Of je er vervolgens met de tegenpartij ‘uitkomt’, dat is een ander verhaal. Er bestaat – godzijdank – geen absolute waarheid over schoonheid.

Net zo persoonlijk als smaak is menselijk leed. Of het nu gaat om het verdriet, angst of pijn: het is per definitie onmeetbaar en niet te vergelijken met andermans ellende. Hoe dat komt? Om de simpele reden dat het niet draait om de oorzaak van het lijden, maar om het gevoel dat eraan verbonden is.

En dat is niet uit te drukken in getallen, grafiekjes of staafdiagrammen.

Ook dat is een zegen. ‘De 25 meest ellendige mensenlevens’: er zijn tv-formatbedenkers die er hun vingers bij zouden aflikken. Mij kan het gestolen worden. Verdriet is verdriet, pijn is pijn. Allemaal even erg. Punt.

Maar dat is natuurlijk ook niet waar. Wie het nieuws volgt, weet dat het doden van Libische opstandelingen erger is dan het afslachten van Syrische families. We weten ook dat de mogelijke gevolgen van militair ingrijpen in Syrië erger zijn dan het daadwerkelijk maandenlang platbombarderen van woonwijken vol met onschuldige burgers.

Ik ben niet naïef en niet gek. Ook ik begrijp dat degenen die dit soort beslissingen moeten nemen, voor een bijna onmenselijke taak staan. Ik snap ook dat het vertrek van een ijzeren dictator als Assad kan leiden tot chaos. Tot een voedingsbodem voor moslimextremisme. En tot een oncontroleerbare boevenstaat als Somalië, Jemen en (vooruit: voormalig) Afghanistan.

Maar wat is in godsnaam het verschil tussen de ene schurk en de andere?





vrijdag 1 juni 2012

Louis van Gaal, waar ben je?

Deze week op hetiskoers.nl:

Ik heb een hekel aan mensen die nooit twijfelen. Zwart-witdenkers. Van die types die weten: zo en zo zit de wereld in elkaar en niet anders. En die dat anderen dan ook nog even fijntjes in willen peperen. 

De Louis van Gaal-en onder ons, zeg maar.

Zelf twijfel ik vrijwel onafgebroken. Ik heb moeite om snel een lekkerbekkende mening te formuleren. Zegt iemand A, dan denk ik: zit wat in. Zegt iemand B, dan denk ik: kan kloppen. En zegt iemand C, dan denk ik: ja, vanuit zijn standpunt snap ik dat wel.  

Ik ben de vleesgeworden D66’er. En daar schaam ik me niet voor.

Er is één gebied waarop ik hevig verlang naar duidelijkheid, naar een helder onderscheid tussen zwart en wit, tussen goed en fout. Dat is de discussie over doping. Ik erger me meer en meer aan de onduidelijke standpunten in het debat. Ik begrijp de mensen vaak niet.

En dan bedoel ik dus niet de Maarten Ducrots onder ons, die zich werkelijk over ieder onderwerp roestig en mistig uitdrukken.

Nee, het baart me zorgen dat ik de draad kwijtraak in het betoog van welbespraakte types. Lees ik bijvoorbeeld met rode oortjes Peter Winnens ‘Van Santander naar Santander’, dan denk ik op de laatste pagina teleurgesteld: hoe zit het nu met die pillen, spuiten en die valies van soigneur Jomme? Waar lag de grens tussen ‘gewone’ middelen en doping? Waarom zo wollig?

Lees ik met nóg rodere oortjes Theo de Rooijs ‘bekentenis’ in De Volkskrant, dan denk ik na de laatste zin: welke grenzen mochten de Rabo’s opzoeken? Wat is dan dat geheimzinnige grijze gebied tussen wel en geen doping? En waarom werden de renners die ‘in het grijs reden’, niet betrapt?

Steeds meer vragen, steeds minder antwoorden.  

En zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik krijg het maar niet helder op m’n netvlies. En dat ligt niet aan mij of mijn herseninhoud. Denk (en hoop) ik. Het ligt aan het wielermilieu.

Noem het structopathisch, noem het onromantisch, mij best. Maar ik ben klaar met het gekonkel. Het vage taalgebruik, de fascinatie voor list en bedrog, en bovenal de mystificatie van het onderwerp doping: ik ben het beu.

Begrijp me niet verkeerd, ik veroordeel niets of niemand. Dopinggebruik niet, de omertá ook niet. Ik respecteer hen die zich in stilzwijgen hullen. Maar als je je mond open doet, zeg dan waar het op staat.

Niet roestig of mistig, niet wollig, en niet grijs.

Nee, zwart op wit. Lekker ongenuanceerd.

Louis van Gaal, waar ben je als de koers je nodig heeft?