woensdag 25 juli 2012

#devraagvanmax


Zoontje van vier, Max heet ’ie, is nogal nieuwsgierig. En bijdehand. Hij stelt veel vragen. Soms zijn ze tamelijk eenvoudig met 'ja' te beantwoorden (‘Kun jij harder fietsen dan de wielrenners op tv, papa?’), maar meestal zijn deze vragen aan de moeilijke kant – voor zijn papa en mama in elk geval. Ook is Max helaas nogal vasthoudend. Krijgt hij niet onmiddellijk antwoord of is dat antwoord niet naar wens, dan ben je nog niet van ‘m af. 

‘Gewoon’, ‘zo is het nu eenmaal’ of ‘daarom’ zijn allang geen geaccepteerde ontsnappingsroutes meer.

Hoog tijd dus om hulp van buiten in te roepen. Daarom vanaf nu regelmatig op twitter, facebook en linkedin: ‘De vraag van Max’ (hashtag: #devraagvanmax). Met het uitdrukkelijke verzoek aan alle meer of minder deskundige familieleden, vrienden, kennissen, collega’s en andere relaties om ons waar mogelijk aan een antwoord te helpen. Of ons een zetje in de goede richting te geven, bijvoorbeeld via handige linkjes of gewoon door de vraag te retweeten of door te sturen aan anderen.

Mijn idee is om er zo nu en dan – als ik genoeg reacties krijg én een en ander zelf op een rijtje heb (en geloof me: dat zal nog een uitdaging worden) – een aardig stukje over te schrijven. Leerzaam voor Max, voor mij én voor jullie wellicht. En leuk om te lezen, hopelijk.

Hieronder de allereerste vraag van Max:  
Waarom waait de wind?

Wie? ;-) 


woensdag 18 juli 2012

Rustdag in de Tour: vrouwen van buitencategorie


Gisteren op hetiskoers.nl: 

Ik droomde dat ik aan de Tour de France deelnam. Iedere dag weer, drie weken lang, moest ik aan de bak. Vol aan de bak. Zonder genade.

De ene dag stonden er busladingen onaantrekkelijke vrouwen voor mijn deur. Meestal meer dan 200. Ze wilden allen de liefde bedrijven, Met mij, alleen met mij. Achter mekaar door, zonder pauze. Op het einde steeds sneller, steeds meer, steeds harder. Als in een wilde sprint.
De andere dag moest ik met één vrouw van bil. Een mooie vrouw, dat zeker. De opdracht: in één ritme, in de hoogste versnelling, aerodynamisch doordenderen. Men hield de tijd bij. Een zware discipline.

Keihard, maar eerlijk, schreef de pers. Ik was gesloopt.

Dan weer stuurden ze me drie dagen achter elkaar over een vrouw van buitencategorie. Type Scarlett Johansson. Prachtig, woest aantrekkelijk, maar nauwelijks te bedwingen. En dan niet één per dag. Nee, drie, vier van die buitenissige, vurige schoonheden. Soms zelfs zes keer. ‘Moordenaars, dat zijn jullie’, riep ik naar de wedstrijdleiding.

Ze lachten slechts.

Het publiek smulde van mijn inspanningen, mijn afzien. Rijen dik stonden ze langs ons bed. Er holden zelfs gekken rondjes eromheen. Steeds dichter kwamen ze, ze goten water in mijn nek, duwden me. Idioten. En miljoenen zaten voor de buis of verslonden de volgende dag het verslag in de krant.

Dat, alleen dat telde. Commercie won het van de menselijkheid.

Maar o wee, als ik eens - uit pure wanhoop - een viagraatje nam. Niet om beter te worden, nee, gewoon om het vol te houden. Om niet te bezwijken. Ho maar. Collectieve volkswoede: ‘Nee Sander, dát mag niet, waarachtige seks willen we zien. Puur natuur, anders niet.’ Na ieder nummertje werd ik getest. Plassen en hup, daar stuurden ze alweer naar binnen, naar weer zo’n wellustige vrouw.

Wreedheid van de ergste soort.

Eindelijk was er een rustdag. Heerlijk. Ik sliep een gat in de dag en wilde dolgraag een stukje fietsen. Veel te lang al niet gedaan, immers. Ik kon niet wachten. Maar mijn ploegleider, man van de oude stempel, maakte bezwaar: fietsen is slecht voor de bedprestaties. En dus bleef hij op de gang van het hotel posten.

Mijn fiets kwam er niet in die dag.

Toen werd ik wakker. Naast mijn eigen A., godzijdank. Ik keek haar aan, ze was prachtig. Ik streelde haar lange zwarte haar en vroeg toen gretig: ‘Stukkie fietsen? Zo’n lekker ouderwets ochtendritje?’ Ze knikte.

Heerlijk om weer thuis te zijn… 

vrijdag 6 juli 2012

Piesen en kakken in volle finale


Mijn oudste zoon is vier. Hij zit midden in een bepaalde-vieze-woorden-fase. ‘Piemelwiemel’ en ‘papadepoepa’ en zo.
Ja, wij lachen thuis wat af.
Misschien komt het hierdoor, maar ik las vanmorgen met bovengemiddelde interesse een artikel in Het Nieuwsblad over ‘de sanitaire stop’. Plassen en poepen tijdens de koers, hoe doe je dat?
Fascinerende materie.
Sinds ik zelf regelmatig een koersbroek om de gespierde benen draag, koester ik een diepe, oprechte bewondering voor hen die erin slagen al rijdend hun pielemuisje te ledigen, zonder te knoeien.
Het is me één keer bijna gelukt.
Ik was er zo geconcentreerd mee bezig dat ik een bochtje miste. Al uitdruppelend op mijn fraaie wielerschoentjes, reed ik keihard een maïsveld in.
Volgens Garmin-coureur Johan van Summeren is een plasexercitie die leidt tot natte schoenen meestal te wijten aan De Lengte. Of beter: een gebrek daaraan. En bedankt, Summie! Ik stap voortaan wel af. Op mijn niveau kan dat gewoon.
(En met mijn lengte moet dat, blijkbaar).
Hoe zit het dan met de grote boodschap, vraagt u? Dat ligt ingewikkelder. Regel één luidt eigenlijk: er wordt niet gepoept tijdens de koers. Mocht het probleem te nijpend zijn, dan luidt het devies: zoek een rustig plekje op en hurken maar. 
Vergeet hierbij niet te checken of de verbinding met ploegleiding en collega’s off air is.
Mocht de onbeheersbare aandrang zich in volle finale openbaren, doe dan als Kevin Seeldraeyers in de Giro van 2009. Vraag de mecanicien er al rijdend een klakske onder te houden en je billetjes vervolgens met een bidonnetje te kuisen.
Dienstbaar volkje, die mekaniekers.
Laatste optie, alleen bij hoge uitzondering en dito nood toe te passen: lekker laten lopen. Geeft in voor- en najaar in elk geval wat warmte aan het veelgeplaagde onderstel. Daarbij: wedden dat ze achter je maar al te graag een gaatje laten vallen, als ‘de natte schijt langs je dijen glijdt’.
Laat ons bidden dat Bauke Mollema zondag 15 juli getroffen wordt door een korte, maar zeer hevige diarree-aanval, nét voor het steilste deel van de Mur de Péguère. 

donderdag 5 juli 2012

Bokkema leest Waterdrinker


Foto’s van donderende watervallen, megalomane wolkenkrabbers of woeste roofvogels in volmaakte duikvlucht: ik mag er graag naar kijken. Ook de wielersport is fotogeniek. Het zweet, de tranen, het bloed: het is een kaalgevreten cliché, maar in geen andere sport is Het Lijden zo goed in stilstaand beeld te vangen.

Renners hebben bovendien vaak goeie, karakteristieke koppen.

Vooral vroeger natuurlijk - denk maar aan de doldwaze Ferdi, de klassieke Fausto en de bozige Gino - maar ook nu nog. ‘Bauke Mollema heeft zo’n hoofd van vroeger’, twitterde iemand deze week. En prompt ging er een foto van een piepjonge Briek Schotte rond. De scherpe trekken, de forse neus en dito oren, en de wat naïeve oogopslag: het was Bauke, maar dan in zwart-wit. 

Het ontroerde me.

Gisteren stuitte ik op een andere foto van Bauke waar ik blij van werd. Het fenomeen uit Zuidhorn hing onderuit in de bus, slechts gekleed in zweethemdje en koersbroek, de bretelletjes nonchalant omlaag. Twee graatmagere rennersarmpjes - spierwit van boven, diepbruin van onder - hielden een boek omhoog.
De goeie karakteristieke kop met het goeie karakteristieke reukorgaan ging er bijna helemaal achter schuil.
Bauke Mollema leest boeken op weg naar de start van weer een Touretappe. Mijn hart maakte een sprong. Zeker toen ik hoorde om welk boek het ging. ‘De Duitse Bruiloft’, van Pieter Waterdrinker.

Waterdrinker, goeie karakteristieke naam.

Bokkema leest Waterdrinker. Mooier wordt het niet meer deze Tour. 

dinsdag 3 juli 2012

Hotelhorror in de Tour de France

Gisteren op hetiskoers.nl: 

Ieder jaar verheug ik me er op: de onheilstijdingen uit de hotels tijdens de Tour. Horrorverhalen over vreugdeloze Formule-1 blokkendozen langs de doorgaande weg tussen Chateauroux en Vierzon, over gedeukte en beschimmelde matrassen van hooguit 1.60 m, over uren en uren doorgekookte haricots verts, en - het allermooist - over dorpsfeesten met lange tafels vol wijn en stokbrood en dronken villageois die chansons brallen, waardoor de renners tot 03.00 uur ’s nachts de slaap niet kunnen vatten.

Godzijdank hebben we nu twitter. Prachtmedium, ook voor het communiceren van dit soort existentiële ellende.

Jammer is wel dat de meeste ploegen tegenwoordig hun eigen mobiele hotel meesleuren. Behalve de hypermoderne en van alle gemakken voorziene bus die de coureurs van het hotel naar de start brengt en vice versa, beschikt een professionele wielerploeg over eigen matrassen, eigen massagetafels, eigen koks en eigen eten en drinken.

Jammer voor de liefhebbers van romantische wielerverhalen althans.

Want voor de renners – beoefenaars van misschien wel de zwaarste sport die er is – is het natuurlijk een godsgeschenk.

Een jaar of tien geleden bracht ik met mijn huidige vrouw de nacht door in Hotel de la Gare in Champagnole. Wij kenden elkaar pas enkele weken, dus slapen (en goede hotels kiezen) was niet onze eerste prioriteit. Maar zelfs wij bemerkten dat de gloriedagen van dit hotel al enige tijd achter ons lagen. Krakende houten trappen, afgebladderd behang, schots en scheve muren en plafonds, keiharde matrassen, geen warm water uit de kraan, wc en douche op de gang, en piepkleine kamertjes met piepkleine raampjes die uitkeken op een piepklein binnenplaatsje. Waar de vuilnis van minstens een paar maanden stond opgestapeld.

Elk uur passeerde er een goederentrein op enkele meters van onze kamer. De Russische Antonov onder de goederentreinen welteverstaan.

Bij het ontbijt vertelde de eigenaar ons trots dat de Raboploeg een jaar eerder ook in zijn hotel had overnacht. Tijdens de Tour dus. Ik heb het even opgezocht. Het was in 2001, na de achtste etappe tussen Colmar en Pontarlier. 222,5 kilometer fietsen - een uurtje of zes dus - door werkelijk apocalytische weersomstandigheden.

Erik Dekker won de etappe. En vierde dat in Hotel de la Gare.

Ik zeg: stop Van der Wiel, Heitinga en al die andere mannetjes zonder haar maar met privé-kappers daar maar eens een nachtje in. Dan piepen ze wel anders.

zondag 1 juli 2012

Luis León, spook van de Rabobank


Gisteren op hetiskoers.nl: 

Vorige week sprak ik een moeder die tegelijk met mij haar kinderen van school haalde. Ze komt uit Spanje, woont al ruim twintig jaar in Nederland, en mist haar geboortegrond nog iedere dag. Ik zag de heimwee in haar donkere ogen en leed met haar mee.
Je zult als Spaanse maar in Nederland terechtkomen. Land van rijtjeshuizen, de Blokker en sandwich spread.
Hetzelfde unheimische gevoel bezorgt Luis León Sanchez me. De 28-jarige Spanjaard, als jongeling de nieuwe Indurain genoemd, is een begenadigd renner. Veelzijdig vooral; Luis León is rap, rijdt makkelijk de bergen over, en is als tijdrijder een lust voor het oog.
Zet een café americano op zijn rug en na zes kilometer Luiks bochtenwerk is er geen druppel gemorst.     
Maar toch.
LL rijdt al twee jaar mee bij Rabo, maar ook weer niet. Hij is wat Henk Fräser was in de WK-selectie van 1990: een spook. Goed, hij wint soms een etappetje in de Tour, ergens tussen de Alpen en de Pyreneeën in. En ja, hij wordt jaarlijks kampioen tijdrijden van zijn land. Maar verder? Verder niets.
Te weinig voor zo’n klasbak.
Luis León heeft dit jaar van alle Tour-deelnemers de meeste koersdagen in de benen, lees ik op Sporza. Ik geloof het niet. Ik denk dat ze ons foppen. LL stapt deze zaterdag voor het eerst op, voor zijn enige koers van het jaar. Bij het ontbijt begroet hij Bauke, Robert, Maarten, Bram en Steven. ‘Ola, soy Luis León.’
Hij gaat zitten en staart bedroefd naar drie pakken halfvolle melk en een gigantische berg witte broodjes met kaas. Waar is de warme lunch? Waar zijn de manchego, de aceitunas en de wijn? En vooral: waar zijn Oscarito, Carlos en Juanma?
Deze week hoorde ik dat Luis León Sanchez zijn contract bij Rabobank met twee jaar heeft verlengd. In de proloog van de Tour rijdt hij vandaag de 74e tijd.
Niet goed, niet slecht. Maar veel te weinig voor zo’n klasbak.