donderdag 21 mei 2015

Avondje uit


Na bijna zeven jaar kwam het er dan toch van. Ik huurde een oppas in. De vaste babysitters, opa en oma, hadden zich in een soort van threequarterlife-achtige crisis in een rondreis door Spanje en Portugal gestort en ja, je wilt er als jonge vader wel eens uit.
Het buurmeisje van zeventien bood uitkomst.
Voor vier euro per uur en wat borrelnootjes hoef je je weinig te ontzeggen.
Eén appconversatie later (Hallo, kun je oppassen? Yep, when? Op woensdag 20 mei, vanaf 1900 uur? Ok, deal! Fijn, dank je wel. Echt fijn. Tot dan dan! Doeiiii X) en het was geregeld.
Dacht ik.
Want toen begon het pas.
Wat drinkt zo’n meiske in godsnaam? Kraanwater, zo bleek de volgende dag toen drie anderhalveliterflessen Spa Lemon-Orange-etc me onaangeroerd vanuit de koelkast aankeken. En: wat doen ze de hele avond, meiden van zeventien? Mijn vier pagina’s lange brief met aanwijzingen voor televisie, dvd, decoders, afstandsbedieningen, supersonische opname-, voor- en achteruitspoel-, en terugkijkfuncties, extra filmpakketaanbiedingen en wifikeys keurde ze geen blik waardig.
Ze las Grunberg. 
En: fuck ja, wat als de jongens nog niet slapen als ik de deur uit moet? ‘Pap, ga alsjeblieft nu weg’, zei mijn oudste spruit vanaf de schoot van het buurmeisje, terwijl ze heel gezellig samen, verstrengeld in een soort van innige omhelzing, een boek over de natuurlijke vijanden van de Maleisische Komodovaraan verslonden.
Ik moest maar eens gaan.
De film was langdradig, het bier smaakte lauw, ruim twee uur lang brandde de Samsung Galaxy in mijn zweterige hand, minstens acht keer stuurde ik bijna een vet nonchalant appje (‘Alles kids daar? ;-)’) en stipt om 22.30 uur stond ik dolgelukkig maar uitgeput bij mezelf op de stoep. 
Papa gaat stappen.
Het buurmeisje zat op mijn bank en las nog steeds Grunberg. Ze keek een beetje knorrig op. Ik had haar rust verstoord. Ik duwde haar heel cool wat euro’s in de hand, gooide met een zwierig gebaar mijn jas op de kapstok en informeerde ontzettend-tussen-neus-en-lippen-door of het allemaal paletti was gegaan met de boys.
'De jongetjes hadden nergens last van', antwoordde het buurmeisje en verdween in de nacht.
Twee minuten later zonk ik weg in een diepe coma.

vrijdag 1 mei 2015

Jongens over meiden



Drie meisjes op een rij. Blond haar, keurige en kleurige jurkjes. Drie prinsesjes. Ik kijk naar de foto, samen met twee kleine mannen. ‘Bestaan prinsessen echt?’, vraagt de jongste. Grote ogen bij mijn bevestigende antwoord. ‘Wow, cool!’ Dan, mijmerend: ‘De middelste, daar zou ik wel verliefd op kunnen worden?’ Ik vraag de oudste om zijn mening. Hij peinst, bloost dan plots en antwoordt met een verlegen lach: ‘Ik vind de linker denk ik het knapst.’
Dan een dikke scheet. Opgeluchte lach. ‘Ik moet afwassen, pap.’
Zomaar een doordeweekse avond en we voeren een echt gesprek. Mannen over vrouwen. Jongens over meisjes. Ik verbaas me. Over hun woorden, hun blikken, de openheid. Over de snelheid en vluchtigheid van alles.
Gisteren nog keken ze samen op tv naar My Little Pony, nu kijken ze naar de meiden. Eergisteren nog voerden we een strijd om slapen zonder speen, nu zijn ze verliefd. En vorige week huilde de oudste een halfuur om het gemis van een knuffel, nu heeft hij verkering.
Ze zit tegenover hem in de klas, is ook zes en ronduit prachtig. Dik glanzend pikzwart haar. Hij praat, grapt en grolt; zij lacht. Om hem? Naar hem? Een verlegen, maar soms bijna superieure glimlach. Ze hebben al gekust. In de klas, godbetert. Stiekem. ‘Pap, als je verliefd bent, voel je je blij en verdrietig tegelijk. Wist je dat?’ Ik knik. En mompel iets als: ‘En zenuwachtig.’ Hij proest. ‘Nee joh, dat nooit. Ze vindt me superleuk, dat weet ik.’
De branie is nooit ver weg.  
De jongste vertrouwt het me toe in bed. Zoals altijd bij hem komen ontboezemingen onverwacht. Ik denk dat ‘ie slaapt. Plots een stemmetje: ‘Papa, ik ben verliefd. Op F. Ze heeft zo’n mooi haar.’ Het is even stil. ‘Maar zij niet op mij, denk ik. Ze wil niet met mij spelen in de huishoek.’ Ik overpeins mijn antwoord. ‘Soms spelen meisjes juist niet met de jongetjes die ze leuk vinden’, zeg ik. En weet meteen dat hij dat niet snapt.
Hoeft ook niet. De kleine man slaapt al. Zonder speen of knuffel.