De donkere dagen voor kerst zijn traditioneel een hel. Waterkoud
rotweer, nauwelijks daglicht en gemaakte gezelligheid. Ook barst het onvermijdelijke schaatsseizoen weer los.
Er is één lichtpuntje. Of beter: een lichtbundel.
Iedere ochtend rond de klok van half acht trakteert het
onvolprezen Zappelin ons op de kinderserie ‘Kerst met Linus’ (ben even de
originele Noorse naam kwijt). Drie Peters-mannen – twee kleine, een grote –
volgen met het ontbijtbord op schoot ademloos de avonturen van de kleine Linus
en z’n vriendjes Asa, Akaya, Nure, Victoria en Borre (waar op mijn toetsenbord zit
die gekke o met schuine streep erdoorheen, red.).
Plaats van handeling: een godverlaten oord met niets dan naaldbomen, sneeuw en
een paar rode en gele houten huizen. Een naargeestig gehucht diep in de Scandinavische
outback waar de zon zich overdag
slechts een paar uurtjes durft te tonen.
Reden genoeg om je dood te drinken of om de serie keihard te
boycotten, maar dat doen wij niet in huize Peters.
Integendeel. Wij zijn fan. Ik ben fan!
Linus is namelijk de beste kinderserie ooit. Maar vraag me
niet waarom. Waarom? Het verhaal is niet bijzonder, de personages evenmin. Er
gebeurt eigenlijk niet vreselijk veel enerverends en erger: iedereen draagt skipakken
of martsmeetstruien. Er wordt bovendien ook ergerlijk veel warme drank uit grote
mokken gedronken. Dat ook.
Maar waarom ben ik dan fan-voor-het-leven?
Er zijn drie redenen.
Reden 1: De vrijheid die Linus en zijn matties genieten (en
die ze krijgen van hun ouders), daar kunnen hedendaagse Nederlandse kinders
slechts van dromen. Het is zoals in mijn eigen jeugd (Opa vertelt, red.): je klimt in een boom of op een
dak en dan val je naar beneden. Dat doet pijn en je krijgt op je kop. De volgende
dag doe je het weer. Het is namelijk gaaf. En spannend. En je moet iets.
Bovendien: kinderen doen dat soort dingen. Heerlijk. Het is verdorie gewoon ordinair
jeugdsentiment. And I love it.
Reden 2: zoals in elke succesvolle kinderserie (of –boek) is
de verhaallijn uitgesplitst in twee niveaus. Een niveau gaat over leegstaande
spookhuizen, enge wakken in het ijs, keiharde sneeuwbalgevechten, sensationele
sleeraces en wie-is-bevriend-met-wie-en-wie-vindt-wie-stom. Dat is de afdeling
van de Peters-mannen kleiner dan 1.30 meter. Laag twee toont de ouders en hoe
die met hun kinderen omgaan En – vooral – hoe ze met elkaar en hun (schoon)ouders
omgaan. Fan-tas-tisch. Linus’ papa Marvin steelt de show: een grote, brede,
kale vent met de mentaliteit van een 5-jarig jochie. Mijn muppets hebben hier
geen weet van, maar ik lach me dood.
Reden 3 ten slotte: de moeder van Linus. Of beter gezegd:
Benedikte Lindbeck (lang leve Google). Iedere midlifepapa-met-kinderen in mijn
omgeving is verliefd op haar. Ik ook. Lang, rood haar (houd ik normaal niet
van, maar bij Benedikte is het prachtig), volle lippen, een lieve warme
uitstraling en wat ook in haar voordeel spreekt: ze houdt onvoorwaardelijk van
Marvin-het-grote-kind.
Dat zien wij mannen nu eenmaal graag.
O ja, en ze draagt altijd supersexy rendiertruien. Jummie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten