Ik kijk in de richting van het priemende vingertje. Een witblonde
leerling-kapster werkt de uitgroei weg van een dame op leeftijd. Het slachtoffer ziet ons een beetje ongelukkig en vertederd tegelijk aan. Mijn vierjarige
praatjesmaker proest hardop en stoot mij aan. “Dat mogen ze bij mij niet doen, hoor
pap, slagroom in mijn haar smeren.”
Zeven kapsters en evenzovele klanten grinniken.
Zeven kapsters en evenzovele klanten grinniken.
Ik zit met Max bij de kapper. Voor de duidelijkheid: hij wordt
geknipt, niet ik. Het is zijn eerste keer, en dat is te merken. Bij binnenkomst
is hij juichend op de enorme bak met snoepjes af gerend. “Die mag ik, straks,
toch, pap?”
Geen idee. Ik heb in vijftien jaar trouw bezoek nog nooit één
snoepje gekregen.
Dan ziet hij De Stoel. De stoel met wielen en… een autostuur.
Sinds ik hem een halfjaar terug in een vlaag van verstandsverbijstering over deze
autokappersstoel verteld heb, zeurt hij ons aan de kop. “Ah, pap, mam, kom op, bramsamkoenbasjobsemguusenzovoort
mogen ook allemaal naar de kapper. Het is niet keivet als mama mij knipt.”
Dat klopt.
Maar wel goedkoop. En snel.
En het scheelt pijnlijke momenten. Want, o jee, daar gaan we
weer: “Pap, kijk, die vrouw is kei-oud. Dat zie je omdat ze kaal en grijs is.”
Weer dat vingertje.
Weer dat vingertje.
Snel, ander onderwerp.
“Kijk eens, Max, al die kammen, scharen, tondeuses en mesjes die daar liggen.” Hups, daar grijpt een handje het grootste knipmes. Het kappersmeisje dat onze vent onder handen neemt, knipt vaker lefgozertjes, dat is duidelijk. Razendsnel grist ze het blinkende moordwapen uit Max’ hand, geroutineerd knipt ze verder. Af en toe lacht ze zachtjes. Bijvoorbeeld als Max zegt: “Nee nee, niet zo kammen. Ik wil mijn haar plat hebben.” Of: “Waarom maak jij mijn haar nat? Zal ik jou eens nat spuiten?”
“Kijk eens, Max, al die kammen, scharen, tondeuses en mesjes die daar liggen.” Hups, daar grijpt een handje het grootste knipmes. Het kappersmeisje dat onze vent onder handen neemt, knipt vaker lefgozertjes, dat is duidelijk. Razendsnel grist ze het blinkende moordwapen uit Max’ hand, geroutineerd knipt ze verder. Af en toe lacht ze zachtjes. Bijvoorbeeld als Max zegt: “Nee nee, niet zo kammen. Ik wil mijn haar plat hebben.” Of: “Waarom maak jij mijn haar nat? Zal ik jou eens nat spuiten?”
Ik zit erbij en verbaas me. Over het totale gebrek aan
verlegenheid, dat zeker, maar ook over z’n gezelligheid. Het vermogen tot small
talk. Iets waar ik nog steeds iedere keer tegenaan hik in de kappersstoel. Het
gaat ‘m makkelijk af, en iedereen – man, vrouw, jong, oud - vindt hem grappig. Vertederend.
Dat ondeugend lachje, die slimme oogjes.
En steeds weer die vragen. Bizar nieuwsgierig.
“Waar gaan die haren straks heen?” (…)
“Zit mijn papa ook altijd in
deze stoel, dat past nooit met die dikke kont.” (…)
“Waarom zitten daar mensen
onder een lampenkap?”
Dan is ‘ie klaar. Stukken korter is z'n haar. 'Keivet',
luidt ons gezamenlijke oordeel. Onze vent lijkt ineens stukken ouder – wel zeven of zo. Pas als ‘ie glunderend met een gifgroene lollie de zaak uitloopt
en “Dag, poepscheten!” roept, besef ik dat ‘ie nog altijd maar vier is.
Maar
wel in een kwartiertje tijd zeven kapsters en evenzovele klanten om z’n wijzende
vingertjes winden....
Geen opmerkingen:
Een reactie posten