Klein en dun zijn ze. Lookalikes. Skinny jeans, hippe sportschoenen en een witte kuif. En praatjes, vooral veel
praatjes. ‘Ik ben echt dus sterker als jou’. ‘Die tablet heb ik dus ook hè, maar dan met meer
spelletjes’. En: ‘Mijn vader die is dus soldaat geweest hè.’
M en B zijn vijf-en-een-half en beste vrienden.
Ze wonen om de hoek en spelen iedere avond samen. Nou ja,
als M bij mij is tenminste. De helft van de avonden, kortom.
Samen spelen is een groot woord. M en B trekken er op uit. Beetje
klooien: in bomen klimmen, stokken
verzamelen, in de bosjes piesen en ruzie maken over wie wanneer
waarmee hoelang mag spelen.
Echte mannenvrienden.
Gisteravond, de kerkklok slaat zeven keer. Tijd om naar huis
te gaan, luidt de afspraak. Vijf minuten later: geen M aan de tuinpoort. Tien
minuten later nog niet. Echt verrassend is het niet.
Ik neem een kijkje in de speeltuin.
Vier grieten van een jaar of twaalf, dertien hangen
verveeld op en in een klimrek. Achter de rododendrons steken twee witte
kuiven omhoog.
Ik besluip de kuiven van achteren. ‘Wat zijn jullie aan het
doen, mannen?’, zeg ik gespeeld streng.
De mannen zijn niet onder de indruk. Ze grinniken en M zegt:
‘Wat denk je, pap? Wij kijken dus naar de meiden, hè.’
Ik zei het: echte mannenvrienden.
Op hun vijf-en-een-halfde dus al, hè.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten