Drie meisjes op een rij. Blond haar, keurige en kleurige jurkjes.
Drie prinsesjes. Ik kijk naar de foto, samen met twee kleine mannen. ‘Bestaan
prinsessen echt?’, vraagt de jongste. Grote ogen bij mijn bevestigende antwoord.
‘Wow, cool!’ Dan,
mijmerend: ‘De middelste, daar zou ik wel verliefd op kunnen worden?’ Ik vraag
de oudste om zijn mening. Hij peinst, bloost dan plots en antwoordt met een
verlegen lach: ‘Ik vind de linker denk ik het knapst.’
Dan een dikke scheet. Opgeluchte lach. ‘Ik moet afwassen,
pap.’
Zomaar een doordeweekse avond en we voeren een echt gesprek.
Mannen over vrouwen. Jongens over meisjes. Ik verbaas me. Over hun woorden, hun
blikken, de openheid. Over de snelheid en vluchtigheid van alles.
Gisteren nog keken ze samen op tv naar My Little Pony, nu kijken
ze naar de meiden. Eergisteren nog voerden we een strijd om slapen zonder
speen, nu zijn ze verliefd. En vorige week huilde de oudste een halfuur om het
gemis van een knuffel, nu heeft hij verkering.
Ze zit tegenover hem in de klas, is ook zes en ronduit prachtig.
Dik glanzend pikzwart haar. Hij praat, grapt en grolt; zij lacht. Om hem? Naar
hem? Een verlegen, maar soms bijna superieure glimlach. Ze hebben al gekust. In
de klas, godbetert. Stiekem. ‘Pap, als je verliefd bent, voel je je blij en
verdrietig tegelijk. Wist je dat?’ Ik knik. En mompel iets als: ‘En zenuwachtig.’
Hij proest. ‘Nee joh, dat nooit. Ze vindt me superleuk, dat weet ik.’
De branie is nooit ver weg.
De jongste vertrouwt het me toe in bed. Zoals altijd bij hem
komen ontboezemingen onverwacht. Ik denk dat ‘ie slaapt. Plots een stemmetje: ‘Papa,
ik ben verliefd. Op F. Ze heeft zo’n mooi haar.’ Het is even stil. ‘Maar zij niet
op mij, denk ik. Ze wil niet met mij spelen in de huishoek.’ Ik overpeins mijn
antwoord. ‘Soms spelen meisjes juist niet met de jongetjes die ze leuk vinden’,
zeg ik. En weet meteen dat hij dat niet snapt.
Hoeft ook niet. De kleine man slaapt al. Zonder speen of knuffel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten