Tijdens een online zoektocht naar iets heel anders, stuitte
ik dit weekend op een fraai artikel over het zogeheten Verdwijnwoordenboek. Ik was onmiddellijk verkocht. Een boek barstensvol
uitgestorven, vergeten en uit de gratie geraakte woorden. Fezikker, vuilpoes,
knuren, en mijn persoonlijke favoriet, minijver. Het Verdwijnwoordenboek vermengt
een stevige dosis taal- en feitenkennis met een bijna melancholisch verlangen naar vroeger.
Genieten dus.
Al grasduinend in de verklarende woordenlijst die onder het
artikel was opgenomen, herinnerde ik me plots dat ik me een jaar of twee
geleden had opgeworpen als beschermer c.q. pleitbezorger van het woord
‘spuitgasten’. Op verzoek van het Neerlandsch Genootschap ter Bevordering van
het Belegen Woord had ik een van de vele duizenden woorden uit hun lange lijst ‘geadopteerd’
en beloofd me sterk te maken voor het gebruik ervan.
Dat laatste is niet gebeurd, moet ik toegeven, maar het
neemt niet weg dat de intenties van dit genootschap me aan het hart gingen. En
gaan! Blijmoedig, benevens, schraalhans, snodaard: ik kan er uren en uren naar
kijken. Het is bijna een fysiek genot dat ik voel; mijn vingers jeuken om deze
woorden toe te passen. Maar wanneer, waar, voor wie? Ik verdien mijn geld als tekstschrijver
en word geacht begrijpelijk Nederlands te schrijven. Gewone-mensen-taal, voor
hedendaagse lezers. Daarnaast communiceer ik mondeling voornamelijk met mensen
die na 1970 het levenslicht zagen, dus de kans dat ik me vervreemd van mijn
omgeving wanneer ik louter belegen woorden gebruik, is levensgroot.
Daarom kies ik voor een laffe middenweg - of een elegante
tussenoplossing zo u wilt. Ik maak er sinds enige tijd een sport van om in mijn
werk - journalistieke artikelen, columns, blogs - of gewoon in het dagelijkse
spraakgebruik zo nu en dan (alles met mate!) een belegen woord te gebruiken.
Bijna stiekem, out of the blue, komt er dan een woord als kniesoor, uitvreter
of bepotelen voorbij. Of, nog beter: zaniken.
Ik word in mijn passie gesteund en geïnspireerd door mijn
kantoorgenoot J., ook tekstschrijver annex taalfetisjist. De zegswijzen of
uitdrukkingen die zij gebruikt – bewust of onbewust, ik weet het na ruim twee
jaar hokken nog steeds niet – bezorgen me veel plezier. Een voorbeeld: ik
luister de laatste tijd nogal veel naar de muziek van Damien Rice. Melodieuze
maar nogal zwaarmoedige muziek, over ernstige en moeilijke onderwerpen als de
liefde. Toen J. vorige week onze werkruimte verliet, gaf ze me goede raad mee:
‘Geniet van deze mooie avond, van het weekend en – vooral – beloof me dat je niet
teveel gaat zwelgen, goed?
Prachtig woord, zwelgen. (Nummer 7 op de adoptielijst van
belegen woorden.)
En een treffend advies. Hartstikke raak.
Dubbel bedankt J.!
Voor de liefhebbers: een
fezikker is een fluisteraar, een vuilpoes een viespeuk, knuren is luieren en minijver
betekent romantische jaloezie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten