Kantoorgenoot J. is streng. Ze is eindredacteur van diverse bladen
waarvoor ik stukjes mag schrijven. Ze neemt haar taak serieus – en terecht. Haar
scherpe oog signaleert haarfijn dat ik in elk artikel een ander taaltechnisch stokpaardje
berijd. De ene keer is het ‘ook’, dan is het ‘wel’ en - toegegeven - ik ben
ook wel van de gedachtestreepjes.
Om gek van te worden.
Vooral omdat ik het zelf niet opmerk.
Mijn meest ernstige taalafwijking is haar vreemd genoeg nog
niet opgevallen. Ik heb het over de puntkomma, onderschat leesteken. Denken aan
de puntkomma, zo gespeeld achteloos tussen twee korte krachtige zinnen geplaatst,
geeft me bijna fysiek genot.
Een taalfetisj is
het en niets anders.
Een paar weekjes terug. Wim Daniëls, Brabants taalfenomeen, brengt een 8-delige ode aan de puntkomma. Op twitter welteverstaan. De eerste akte is meteen de
mooiste. ‘Je wilt weglopen, draait al half om, maar je moet nog iets zeggen; je
draait terug en die terugdraai is de puntkomma.’ Aldus @wimdaniëls.
Ik kan er geen genoeg van krijgen; hij verwoordt precies wat ik voel.
Heel geruststellend ook dat er meer freaks zijn zoals ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten