donderdag 22 december 2011

Kermisattractie

Mijn voormalige baas nam thuis nooit de telefoon op. Bellers zijn agressors. Ze dringen je territorium binnen, op hun voorwaarden en op een moment dat hen uitkomt.
We schrijven het pre-mobiele tijdperk.
Sindsdien laat ik ‘geblokkeerde’ of mij onbekende nummers ook vaak even voorbijgaan. Vorige week was het weer zover. De beller was mij niet alleen onbekend, maar ook nog afkomstig uit Oss.
Reden genoeg om even te passen.
De agressor bleek volhardend. Tien minuten later belde hij of zij nog eens. Ik nam onmiddellijk op. ‘U spreekt met *piiieeep*, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Anosmie.’ De man was via Google op mijn blog beland en wilde een foto die ik daar geplaatst had, gebruiken. Het ging om een foto van een gezicht. Meer specifiek: een soort picasso-achtige, kubistische bewerking van een neus.
Waarom juist die foto? Anosmie is de aandoening waar mensen aan lijden die niet kunnen ruiken (en minder proeven).
De beste man had geen flauw benul dat ik een potentieel lid van zijn club was. Net als mijn vader. En diens vader, God hebbe zijn ziel. De anosmie-voorzitter ging dan ook uit z’n dak toen hij mijn verhaal hoorde. ‘U bent ook anosmoot!? En uw vader en grootvader ook!? Vanaf uw geboorte al!? Daarvan hebben we er maar twee in de vereniging.’ Mijn afwijking bleek zeldzaam. ‘Heeft u dan misschien het syndroom van Kallmann gehad. Dat weet u niet?! Mag ik dan vragen: bent u op natuurlijke wijze  in de puberteit gekomen?’
Op mijn bevestigende antwoord, hoorde ik slechts een hikje. En zwaar ademen. ‘Meneer Peters, u lijdt aan congenitale anosmie. U móet lid worden, ehm sorry, wilt u alsjeblieft, alsjeblieft lid worden?’
Ik beloofde hem een kijkje te nemen op de verenigingssite en hing op.  
Het hoogtepunt van 2011 was het uitje naar Ouwehands Dierenpark, las ik op de site. Ik zag veel grijs. Grijze jassen, grijze koppen, grijze mensen.  
Ik denk dat ik er nog even over nadenk of ik als congenitale anosmotische kermisattractie door het leven wil gaan.

woensdag 21 december 2011

Kriebel

Een donkere decemberochtend, 7.00 uur. Trippel trippel. Kleine voetstapjes op de trap. Dan: ijskoude handjes die onder mijn dekbed grijpen. Er klimt iets in bed. Een jongetje. Het kruipt tegen me aan. Het ventje rilt, ik pak z’n lijfje stevig vast. Blonde haartjes kriebelen in m’n neus. Nu niet belangrijk, niet aan denken. Ronde billetjes drukken tegen m’n hand, vingertjes klauwen in mijn borsthaar. Het kereltje knort nu, spint. Genietend. O, wat kriebelen die haartjes. Grote ogen met eindeloze wimpers staren me aan, we zeggen niks. We knuffelen. Straks moeten we eruit. Werken, naar het kinderdagverblijf. Maar dat is straks. Wat telt is nu. En nu is geweldig. Ondanks de kriebel.


dinsdag 13 december 2011

Vijf redenen om niet te koersen

Vandaag ook op hetiskoers.nl: 

5. De witte kippenborst en de kale benen
Heel lang heb ik gedacht dat wielrenners vrouwenmagneten zijn. Ik trainde me suf en schoor mijn benen (wie mij wel eens gezien heeft, weet welk een afschrikwekkende klus dat is) met in mijn gedachten het meisje op wie ik verliefd was. Mijn vrouw (overigens niet dat meisje) heeft deze droom zonder mededogen in gruzelementen gehakt. ‘Dacht jij dat er ergens op deze wereld een vrouw te vinden is die op mannen valt met witte kippenborstjes, akelig dunne armpjes en kale benen?’.
Eehm, ja, dat dacht ik.   

4. De techniek en Het Tikje
Ik haat hardlopen. Dom gedraaf. Maar oh, wat ben ik jaloers op het totale gebrek aan machines, apparaten en andere technische snufjes die in deze sport een rol spelen. Schoenen aan en hopsakee, rennen. Ik weet het, als ik gewoon prof was geworden, had ik een mechanieker die mijn fiets prepareerde. Helaas, ik ben tekstschrijver en dus moet ik zelf bandjes verwisselen, ketting smeren, derailleur en remmen afstellen, balhoofd smeren, spaken richten, en nog zo wat van die dingen. Nou ja, zelf? Op de eerste twee puntjes na besteed ik deze taken uit aan mijn fietsenmaker. En toch. Toch  komt het voor dat ik ergens onderweg ineens zomaar plotseling uit het niets– mooi asfalt, windje in de rug, zonnetje schijnt, vogeltjes tjilpen – een tikje hoor. Ergens vanuit de krochten van die ellendige fiets.
Tik. Tik.
Iets ergers dan Het Tikje is er niet.   

3. De derde bal en andere ongemakken onder de gordel
Ik weet, ik mag niet klagen. Dik twintig jaar wielrennen en toch heb ik twee wolken van zoons. Daar hoor ik mijn vrouw dan weer niet over. Maar toch: de potten uierzalf zijn niet aan te slepen in huize Peters. Mijn zwager heeft me eens verteld dat er hele boekenkasten vol geschreven (en gefotografeerd!) zijn  over de gevolgen van koersen op de mannelijke (en vrouwelijke) erogene zones. Ik houd mezelf voor dat die schaafplekken en gevoelloze edele delen het gevolg zijn van te gespierde bovenbenen. Waarschijnlijker is een slechte houding, te weinig training of te dikke billen. Of een combinatie hiervan.
Kortom: bij ons thuis alleen seks voor de wedstrijd.

2. De geestdodende saaiheid
Wielrennen is hard trappen. Heel lang achter elkaar, in dezelfde houding. Vaak over dezelfde wegen, met dezelfde bilpartij voor je. Wielrennen is verschrikkelijk saai. Heerlijk ontspannend dus.
Batüwü Griekgriek.

1. Het pakje
Nog funester in de strijd om de vrouwtjes dan 5. en 3. is Het Pakje. Net zoals vrouwen niet vallen op kerels in ligfietsen, met witte sokken in sandalen, of met stripfiguuronderbroeken, zo vallen de meeste vrouwen - oké, de dames zonder vreemde fetisj dan - ook niet op mannen in een soort 19e eeuws badpak. Want dat is het natuurlijk. Mijn grootste angst: een bekende tegenkomen. Met wie je dan moet praten. Zodat je moet afstappen, en een houding moet zoeken. ‘Goed bezig, Sander. Enne… leuk pakje hoor.’ Grijns.
Hé, maar ik loop tenminste niet hard.

vrijdag 2 december 2011

Scrabblen tegen Mickey Mouse

Sinds een maand heb ik geen vrije tijd meer. Iedere minuut dat ik niet werk, slaap of luiers verschoon, speel ik scrabble. Op mijn mobieltje dus. Wordfeud heet het spelletje, in apptaal. Maar het is gewoon scrabble. En ik vind het geweldig.
Ik heb inmiddels vier friends die ik als een heuse simultaankampioen tegelijkertijd bestrijd. En die ik onmiddellijk na de laatste zet uitnodig voor weer een nieuwe pot. Het heeft iets dwangmatigs, iets obsessiefs, ik ben de eerste om dat toe te geven.

Wordfeudstalker. Drie keer woordwaarde, 76 punten. Hopseflops.

Omdat verandering van spijs doet eten, nodigde ik vorige week de broer van een van mijn vrienden uit. Hij werkt bij de politie en is daarom noodgedwongen online actief onder een nickname. Laten we ‘m hier Mickey Mouse noemen. Ik liet Wordfeud een zoekactie op touw zetten naar de beroemde stripmuis en ja hoor, daar was-ie al. Vreemde foto trouwens, lijkt nauwelijks op de Mickey die ik ken. Maar goed, één druk op het schermpje, en ping, uitnodiging verstuurd.  

Eén tel later.
Ping.
Invitation accepted.

Hé, en meteen een chatbericht. Ik lees: ‘Vem gömmer sig bakom Bart?’ Voor de duidelijkheid: mijn wf-naam is Sander Bart (Sander Peters, daar bestonden al 236 van). Ik grinnik, wat is het toch altijd een grappenmaker, die Mickey. Hij koketteert graag met z’n geheimzinnige internet-identiteit. Maar ik heb ‘m door.

Wacht, ik speel het spel gewoon mee. ‘Nulla!’, tik ik. Verzonden…
Ping. ‘Vem?’
‘Je, tillo ti fulgim no’, antwoord ik. Haha. Lachen man, dit.
Ping. ‘Sorry, I don’t understand it.’
Huh? Kom op, Mickey, dat is nu juist de bedoeling. Ik wist niet dat je een humorloze dag had.

Voor de zekerheid klik ik de vertaalfunctie van Google open. Ik tik Mickey's eerste vraag in. Ping: ‘Wie verschuilt zich achter Bart?’, betekent het.

In het Zweeds. 

maandag 28 november 2011

Joop, de fiets en verder niets

Deze week Joop Zoetemelk-week op hetiskoers.nl. Vandaag mijn bijdrage:  

Wie herinnert het zich niet? De zomer van 1980. Joop Zoetemelk, het enfant terrible van het Nederlandse wielrennen, gaat voor het TI Raleigh-keurkorps de Tour winnen. Althans, dat zegt hij zelf. Typisch Joop. Een hoop branie, bluf en grote woorden. Maar nooit ten onrechte. Joop is een veelwinnaar. Een killer. En: hij is voor de duvel niet bang.

Joop heeft grinta.

Aan de vooravond van de Tour, een dag voor het Nederlands Kampioenschap op de weg, zet Joop zichzelf nog eens extra onder druk tijdens een geruchtmakend tv-interview met Mart Smeets. Voor wie de beelden nooit gezien heeft schetsen we even de setting. Een protserig wit kasteelhotel, ergens in het uiterste zuiden van Limburg. Joop – gebruinde kop, ongeschoren, sigaretje in de mondhoek (dat kon toen nog!) – ligt op een strandstoel. Op de achtergrond een zwembad. Blonde, schaars geklede dames liggen te zonnen. Een piepjonge Mart Smeets met een kop vol haar zit tegenover Joop. Martje is ‘op audiëntie’ en duidelijk nerveus. Niet vreemd: Joops grillen hebben meer journalisten gek gemaakt. Je weet  nooit of ‘ie er zin in heeft. Maar het is de gok waard. Als Joop goed gemutst is, staat hij garant voor hilarische anekdotes, pakkende oneliners en gedurfde voorspellingen. En veel opwaaiend stof.

Deze zomermiddag, ergens eind juni, heeft Joop er zin in. Hij blikt geamuseerd, ondeugend bijna, de camera in als hij stelt dat de Tour dit jaar niet spannend zal worden. Hij, Joop Zoetemelk, en niemand anders staat straks in Parijs in het geel op het podium. Is het zelfvertrouwen of bluf? Als het optie b is, speelt ‘ie het goed. Verdomd goed. En passant veegt hij nog even de vloer aan met ploegleider Post (“Een sikkeneurige pietje precies die zelf de Tour had willen winnen”) en zijn ploegmaats (“Pfft. Ook zonder hen ga ik op zeker winnen”). Het is duidelijk: Joop zit uitstekend in z’n vel. Mart Smeets haalt bijna likkebaardend de ene na de andere quote op. Nederland smult.

De volgende dag kopt l’Équipe: Dites-nous, Joop, qui sera deuxième?

Zjoop, getrouwd met een Frans fotomodel en dus mateloos populair in Frankrijk, is huizenhoog favoriet. En verdomd: hij maakt het waar. Drie zinderende juliweken lang geselt hij het peloton. Merckx een kannibaal? Joop doet er nog een schepje bovenop. Nee, hij wint geen negen etappes zoals d’n Eddie dat deed. In ’slechts’ drie etappes passeert Joop als eerste de finish. Niet toevallig ook de drie zwaarste bergritten. De overige achttien etappes schenkt hij aan z’n concurrentie. Minzaam. Intelligent. Alleen als hij zelf wil winnen, wint ‘ie ook. In stijl. Met gebalde vuist, hoofd omhoog, shirt in de plooi, rijdt Joop over de streep. In alle gevallen met meer dan vijf minuten voorsprong op de nummer twee. Ene Bernard Hinault.

Joop is een klasse apart en iedereen mag het weten: z’n concurrenten (“Sukkelaars”), het publiek (“Morgen sta ik hier weer, mensen!”), en ja, ook de kissmissen die dagelijks getrakteerd worden op een champagnedouche. De Tour is een show en Joop speelt de hoofdrol met verve. Hetzelfde tafereel in de criteriums na afloop. Nederland is hysterisch, we hebben weer een Tourwinnaar. En wat voor een. Het is de zomer van Joop! Joop, de fiets en verder niets.

En Joop zelf? He loves it. Hij is gemaakt voor de bühne.  

Wie herinnert het zich niet? Ik niet. Het lag net even anders. Joop was ongetwijfeld een geschikte vent, een fijne ploegmaat. Maar wat kopen we daar voor? Sport verdraagt geen relativering. Joop heeft mijn droom verpest. En die van generaties sportliefhebbers. Sport is show, de sporter is een held. En zo niet, dan speelt ‘ie maar een rol. Daar hebben wij, de fans, recht op. “Och, ik raakte ‘m wel lekker”, zei Dennis Bergkamp in ’98 na z’n wereldgoal tegen Argentinië. What about de gevoelens van De Gewone Man, Dennis?! ”Ik trap gewoon wat harder dan de anderen”. Joop zei het niet, maar had het kunnen zeggen. En dat mag dus niet, Joop. Het hoort niet. Antihelden winnen geen Tour de France. Maar genoeg gemopperd. Je bent jarig, Joop. 65 jaar! Dat vraagt om een bijzonder cadeau. En dus heb ik de geschiedenis – jouw geschiedenis - herschreven. Je krijgt een tweede kans van mij. Een make-over. Gratis en voor niets, mooi toch?! Proficiat, held

vrijdag 25 november 2011

Wipneuzen

Je hebt borstenmannen en je hebt billenmannen. Zelf ben ik een neuzenman. Beter geformuleerd: een wipneuzenman. Meisjes of vrouwen met een kleine, eigenwijs omhoogstekende neus (ja, er mag gerust een neusgaatje te zien zijn) kunnen op mijn warme belangstelling rekenen. Dat was vroeger al zo, en dat is nog steeds het geval.
Wipneuzen maken me weerloos.  
Deze week ging ik naar de bioscoop met een plukje vrienden. Op het programma: ‘The driver’, een typische stoere-mannen-film. Veel nachtelijke shots, met piepende banden, rondspetterend bloed en weinig tekst. En met weinig vrouwen. Eentje eigenlijk maar: serveerster Irene, gespeeld door Carey Mulligan. De kleine, tengere Carey schijnt furore te maken in filmland. Niet vreemd; ze heeft alles in zich om een ster te worden, inclusief de wipneus. 
De rest van de film ging aan me voorbij. De knoertharde actiefilm veranderde in een romantisch drama. In mijn hoofd althans. Ik was verliefd.
Terwijl mijn vrienden na afloop onder het genot van een biertje enthousiast nababbelden over brekende neuzen, ontploffende hoofden en die gepimpte Ford Mustang uit 1963, zwijmelde ik nog wat na. Die nacht droomde ik van Carey. En van M., E., K., en de andere 54 meisjes-met-wipneuzen op wie ik tijdens mijn middelbare schooltijd verliefd ben geweest.
Toen werd ik wakker. Van heel dichtbij keek ik naar de allermooiste en allerliefste wipneus van allemaal. 
    

donderdag 17 november 2011

Jasar was goed

Ooit interviewde ik Jasar Takak. We namen plaats aan een houten tafeltje met kleedje in een donkerbruin café. Ik bestelde een koffie verkeerd, Jasar wilde niks.
Dat was al een teken.
Toen ik mijn A4-tje met vragen pakte, fronste Jasar zijn immense wenkbrauw. ‘Ik ga niks over mezelf zeggen’, bromde hij, en pulkte aan z’n oorhaar.
Vervolgens stak hij - ‘off the record, hè Peter’- van wal. Over zijn geboorte, een heuglijk feit voor iedereen. Over de eerste jaren van z’n leven, toen hij veruit het beste spelertje van de buurt was. Over de jeugdopleiding bij PSV waar hij van meet af aan (terecht) te boek stond als het grootste talent. En over zijn nog jonge carrière in het betaald voetbal bij achtereenvolgens Zwolle, RKC en NEC, waar hij steeds weer de briljante vormgever was.
Omdat we off the record praatten, schreef ik niets op. Dat hoefde ook niet, want de rode draad was duidelijk. Jasar was goed. En de rest kon er niets van. En PSV moest hem snel terugnemen. En het was belachelijk dat Aissatti en Afellay wel bij PSV in de basis stonden. 
Na een halfuurtje stond Jasar op. ‘Ik moet mijn rust pakken.’ En weg was ‘ie. De morsige kroeg met de rafelige kleedjes vormde een schamel podium voor een onbegrepen genie.
Momenteel verkeert Jasar in between clubs

dinsdag 15 november 2011

Winterslaap

Vandaag op hetiskoers.nl

Mijn kinderen zijn drie en een. Ik lees ze wel eens voor uit de prentenboeken van Richard Scarry. In een van die boeken komt een beer voor. Deze beer, laten we ‘m Bruintje noemen, is eigenlijk maar een dommig schepsel. Eén ding heeft Bruintje echter goed begrepen. Als de blaadjes vallen, als de luchten volschieten met jagende regenwolken, en als iedereen ineens intellectueel-lyrisch gaat doen over de Ronde van Lombardije, dan valt hij in een diepe, diepe winterslaap. Slimme beer! Dat wil ik ook, ieder jaar weer. Vier maanden lang, van eind oktober tot eind februari. Kloteherfst, klotewinter. Rotland.

Hieronder de drie belangrijkste redenen waarom ik de hele winter lang onder mijn Rabobank-dekbed zou willen kruipen. 

3. Doffe ellende: ik kan zelf niet buiten fietsen in deze maanden. Nou ja, het kan wel. Ik wil het niet. Ik ben namelijk een mooiweerfietser. Niks aan te doen. Hoe windstiller, hoe beter. Hoe droger, hoe beter. En hoe warmer, hoe beter. En dus verspil ik mijn energie en kilootjes lichaamsgewicht (lees: zweet) noodgedwongen thuis op de behaaglijk warme zolder, tussen strijkplank en wasrek. Lang leve de tacx. En uitzendinggemist.nl.

2. Herbert Dijkstra blijft ons lastigvallen. Is het niet in Pau of Bordeaux aan de zijde van Maarten Ducrot, dan wel in Nagano, Inzell of Heerenveen naast (godbetert) Martin Hersman en/of Ria Visser. Ik kan het gewoon niet aan, twaalf onafgebroken maanden Herbert per jaar.  

1. Vanaf half oktober sturen hooggewaardeerde tweeps als @sporza_koers, @vannieuwkerke en @wielerman ineens vreemde berichten de wereld in, doorspekt met nog vreemdere hashtags als #nokere, #superprestige, #zdenekstybar en #cyclocross. Deprimerend. En tenenkrommend ergerniswekkend, dat misplaatste enthousiasme over veldrijden.  
#niemandzittewachtenoptienbelgeneneenverdwaaldetsjechdieeenuurtjedoordemodderraggenendoenalsofhetspannendis #bah.

Welterusten, fijne kerstdagen en alvast de beste wensen voor het nieuwe jaar. Ik zet de wekker op 25 februari 2012, 14.00 uur. Live op Eén: Omloop Het Nieuwsblad. 

vrijdag 28 oktober 2011

Ik zag Theo de Jong op de tribune zitten

Tot m’n negende dacht ik dat ik profvoetballer zou worden. Bij de F-jes stak ik er met kop en schouders bovenuit. Altijd al groot geweest.
Ook qua talent zat het wel snor. Onze teamleider zei altijd: ‘Jochie, jij ziet het spelletje.’ Geen idee wat hij bedoelde, maar het klonk stoer. 
In de E1 kregen we trainingspakken. En rugnummers. Het mijne was 12, een veeg teken. Toch had ik zo m’n aandeel in het kampioenschap van de regio Uden-Erp-Veghel-Boekel-Volkel-Gemert-Odiliapeel. Ik kon hard rennen. Verder ging het spel vaak minutenlang aan mij voorbij. Vond ik niet zo erg. Beetje mijmeren, in het zonnetje. Ik kwam die twee helften wel door.   
Einde van het seizoen. De strijd om de titel van Noord-Oost-Noord-Brabant, tegen grote broer TOP Oss. De tribune zat vol, met ouders en andere familieleden. En met Theo de Jong. ‘Een oud-prof’, zei onze trainer in de kleedkamer. ‘Die komt scouten.’
De kans ontdekt te worden, kwam mijn spel niet ten goede. Mijn moeder, ook aanwezig, spreekt nog steeds van de ergste dertig minuten in haar leven. In de rust moest ik eruit.
Zelf weet ik alleen nog dat ik mijn directe tegenstander probeerde af te bluffen. ‘Daar zit Theo de Jong. Een oud-prof.’ Veelbetekenende blik naar de tribune. ‘Klopt’, zei de jongen. ‘Mijn pa komt altijd kijken.’
Toekomstig prof Dave de Jong scoorde vier keer die dag. Het werd 4-0. 

dinsdag 25 oktober 2011

Talentloos

Vandaag op hetiskoers.nl: 

Vorig jaar ging ik een avondje naar Adrie van der Poel luisteren. Niet de meest spannende bezigheid, dat klopt. Maar Jeroen Wielaert, Bert Wagendorp en nog wat wielerkenners waren opgetrommeld om in Nijmegen over De Koers te praten. Ook Adrie mocht wat zeggen. Dat nam ik voor lief.
Ik schrok wakker toen Adrie piepend vertelde over een dag uit het leven van Adrianus van der Poel (ook Mart Smeets werd aangehaald).
Korte, saaie dagen waren dat. Adrie stond om negen uur op, propte wat boterhammen met kaas naar binnen, ging trainen, keerde zeven uur later terug, sloeg drie borden met wortelenstamppot achterover en vertrok om negen uur volmaakt tevreden naar dromenland.
Waar de dochter van Poupou was in dit verhaal? Ik weet het niet.
Nog zo een: Sean Kelly. Niet toevallig ook een oud-kampioen. Trok zich in de wintermaanden terug in een oud-Keltische blokhut op de Ierse prairie, beukte dagelijks een uurtje of acht tegen de Atlantische storm in en kroop iedere avond bij het ondergaan van de zon (nou ja, zon) in z’n bedstee onder vier ruwe paardendekens.
Alleen op kerstavond kon er een wijntje af. Vast en zeker op verzoek van mevrouw Kelly. (Of zij ook in die hut vertoefde, is mij niet duidelijk).
Mensen als Adrie en Sean intrigeren me. De blinde toewijding, de kadaverdiscipline, de totale afwezigheid van welke bourgondische uitspatting dan ook. Nooit een zwak moment. Nooit de behoefte zich interessanter voor te doen dan ze zijn. En, vooral: geen existentiële angst een ander, minstens even belangrijk deel van het leven te missen. Is dat dom, kortzichtig? Of juist een blijk van talent?
Als het antwoord ‘b’ luidt, bestempel ik me hierbij definitief als talentloos coureur.
Maar ik ben wel gezellig. Zegt mijn vrouw.

maandag 17 oktober 2011

Mijn hoogtepunt met M.

Ik ben zestien en stevig verliefd. Op M., een meisje met roestbruine krullen en prachtige ogen. Zo’n meisje dat je op je bagagedrager zou willen zetten om vervolgens gelukzalig glimlachend naar de zuidpool te fietsen. En terug. 
Meer hoeft niet.
Na twee jaar dromen, staren en stotteren, beleeft mijn relatie met M. tijdens het schoolkamp in de Ardennen een even intens als kortstondig hoogtepunt. Na een urenlange kanotocht door woeste en ijskoude wateren, mag ik (pick me!) M. naar de oever tillen. Zij vraagt, ik gehoorzaam. Zo liggen de verhoudingen. Voor mij tien anderen. Of twintig.
Maar ze kiest mij. En klimt op mijn rug, als een aapje.  
Tien stappen zijn het, van steen naar steen. Hoe lang duurt het? Vijf seconden, tien hooguit. Meer niet. Het lijkt een eeuwigheid. Golven van vreugde, opwinding en puur geluk razen door mijn lijf. En van pijn, want mijn blote voeten bloeden als een rund. Klote stenen.  
Eenmaal weer op aarde zet ik haar neer en mompel iets als ‘hopsakee’. Altijd al een man van woorden geweest. Het geschreven woord, welteverstaan. Hopsakee is ook het laatste dat ik die week en alle weken daarna tegen M. gezegd heb.
Het contact is als vanouds. Nihil dus. Maar de herinnering blijft.   
Neem deze week. Ik heb voor A., mezelf en de jongetjes een boshutje geboekt in de Ardennen. Locatie: exact hetzelfde park als toen, eenentwintig jaar terug. Ik vertel A. over M.. Over haar schoonheid, de bagagedrager, de barre kanotocht en over onze bijzondere liefde. 'Wat leuk zeg, om weer eens terug te gaan’, reageert ze enthousiast. ‘Weet je nog in welk huis jullie het voor het eerst gedaan hebben?’ 

maandag 10 oktober 2011

Popcorn in Zagreb

Vandaag op hardgras.nl: 

Ja, Kazan is ver. Erg ver. Nee, het Holiday Inn in Chisinau is niet wat wij gewend zijn. En nee, het is ook niet fijn om uren in een hobbelende bus naar Banska Bystrica of Targu Mures te zitten. Arme subtoppers uit Alkmaar, Heerenveen of Utrecht.

Drie jaar terug reisde ik met NEC naar Zagreb. Weken van tevoren was iedereen in Nijmegen en ver daarbuiten gewaarschuwd voor de explosieve situatie in de Kroatische hoofdstad. De beruchte harde kern van Dynamo, de Bad Blue Boys, had eerder al vrolijk ingehakt op haar collega’s van Lazio Roma, Real Madrid en Liverpool. En dus werden wij journalisten - zes (!) in totaal - met een geëscorteerd busje van het hotel naar het stadion vervoerd. De Gelderlander, Omroep Gelderland, plus de huisfotograaf en internetredactie van NEC. Hoe mooi wil je je doelwit hebben als Bad Blue Boy?
Ons was verteld dat de boys bij voorkeur verrassingsaanvallen uitvoerden. Een guerilla-tactiek, rechtstreeks gekopieerd uit de Balkanoorlog. Oplettend tuurden we door de geblindeerde ramen. Her en der liepen plukjes voetbalfans. Huisvaders met gerafelde (blauwe!) sjaaltjes om de nek; kinderen (boys!) aan de hand. Eenmaal in het stadion zakte de spanning wat weg. De wedstrijd ging verloren, nipt. Het enige waar we die avond mee bekogeld werden, was popcorn. De dader? Bad black boy Joel Tshibamba, die als ‘zeventiende man van de selectie’ de avond van z’n leven had op de krakkemikkige perstribune.

zaterdag 8 oktober 2011

Keutels

Zoontje van drie is nog niet zindelijk, maar kan wel tellen. Dus hangt er sinds kort naast de pot een geelbruin – toepasselijk – vel papier, met daarop tien vakjes. Het systeem is even eenvoudig als rechtvaardig: poepen op de wc betekent een sticker. Tien stickers betekent een cadeautje of lekkernij naar keuze. Een ijsje dus. Of een raceauto.
Vier vakjes zijn beplakt.
Het kinderdagverblijf, gistermiddag. Ik tref zoontje van drie zittend op de wc. In jubelstemming. ‘Papa. Ik heeft zes keer gepoept!’ Tien vingers gaan de lucht in. Verbaasd gluur ik tussen z’n billetjes door in de pot.
Daar liggen ze: zes keutels. Keurig op een rij. 

vrijdag 7 oktober 2011

Emma

Vandaag op hetiskoers.nl

“Ik heb mijn vorm van de Vuelta nog wat kunnen aanscherpen. Ik ben er klaar voor.” Op sporza.nl vertelde Jurgen van den Broeck, die vorig jaar nog meedeed om het podium in de Tour, dat hij uitkeek naar de Ronde van Beijing. Ik had blijkbaar iets gemist. Een vijfdaagse ronde in de Chinese hoofdstad? Helemaal aan het einde van het seizoen, amper een week na het WK?
Ik werd er niet warm van. 
Eergisteren zag ik zowaar beelden voorbij komen van het plaatselijke rondje. Of eigenlijk: flarden van beelden, want het mistte nogal. Smog. Het was er ook niet erg druk. Chinezen zijn blijkbaar erg bezig met hun opkomende wereldeconomie. Ze werken. Lang en hard en veel. Als ze al vrij hebben, kijken ze naar pingpong of turnen. Niet naar bleekneus Nicolas Roche die eindelijk eens een koers(je) wint. Logisch.
De immense leegte langs het parcours deed me denken aan de Ronde van Uden. Die kwam bij ons voor de deur langs. Ik heb het nu over een dikke twintig jaar geleden. De hele zondag ijsbeerde ik langs de route. Niet zozeer omdat ik de koers zo spannend vond. De ware reden dat ik me onder de andere vijftien toeschouwers mengde, was Leontien. Tinus, in het Brabants. Deze goedlachse meid uit Boekel won iedere koers waaraan ze meedeed. Daarnaast was ze een lekker ding. Vond de 13-jarige Sander.
Na de koers kleedde Tinus zich om bij onze buren. Die kenden haar van de Boekelse camping. Ik probeerde door de coniferenhaag een glimp op te vangen van haar enorme bos krullen en haar goed gevulde billen in het strakke pakje. Daar werd ik wel warm van.
Voor de duidelijkheid: dat was twintig jaar terug.
Deze zomer zag ik op de Vlaamse televisie een leuke blonde meid op tv. Een wielrenster, uit Zweden. Niet in een koerspakje, maar gewoon verkleed als mens. Mocht deze Emma Johansson ooit meedoen aan de Ronde van Nijmegen, dan mag ze zich bij ons omkleden. Of bij onze buren. 

woensdag 28 september 2011

Spelletje

Het levensgrote billboard toont een meisje. Vrolijke blonde staart, roze elastiekjes. Ze drinkt cola, met een rietje. Het grietje is zestien, hooguit zeventien. Giebelend stoot ze haar vriendinnen aan en zwaait naar de onzichtbare camera. ‘Daar moet een piemel in, daar moet een piemel in’, klinkt het uit tienduizend kelen.
Welkom in het voetbalstadion.
Als taalman kan ik oprecht genieten van het spreekkoor. Mooi fenomeen. Poëzie, rauwe dichtkunst. Volks, plat, dat zeker, maar in wezen onschuldig. Toen kutmarokkanen nog gewoon rotjochies waren, zongen de stadions liefdevol: ‘Dries Bous-sat-ta, je moeder heeft een snor, je moeder heeft een snor, je moeder heeft een snor.’ Lachen man.
Categorie hi-ha-hondenlul, maar dan melodieuzer.
De laatste jaren vind ik het wat minder gezellig worden langs de velden. Goed, ‘Hamas, Hamas, Joden aan het gas’ rijmt. Maar ontzettend grappig is het niet. Veel stuitender, want op de persoon gericht, waren de verwensingen die Ajax-coach Louis van Gaal over zich heen kreeg toen zijn vrouw overleed aan kanker.
Ik voelde dat er iets op knappen stond. Bij mij, welteverstaan.
Twee weken terug bestormden een paar honderd mannen de burelen van Feyenoord. Ze droegen fakkels en hakten met ijzeren staven in op alles en iedereen. Ze waren boos, heel boos. Omdat hun club in financiële en sportieve problemen verkeert.
Toen weldenkende mensen vervolgens gingen zeggen dat ‘geweld na-tuur-lijk afkeurenswaardig is, maar dat de fans inhoudelijk wel een punt hebben’ haakte ik af.
Was voetbal maar weer gewoon een spelletje.

vrijdag 23 september 2011

Alleehoppa

Vriend B. maakt zich zorgen. Doorkruist hij op een zonnige middag de stad op een mamafiets-met-kinderstoeltjes, dan bekruipt hem een Harley-gevoel. Laadt hij de wekelijkse boodschapjes uit bij de kassa in de Albert Heijn, dan ontsnapt hem plotseling heus papajargon. Hopsakee. Of, erger: Alleehoppa. Volgens B., een rijpe dertiger, signalen van een dreigende midlifecrisis.
Ik zeg: B., kerel, je zit er middenin. Alleen die rode broek ontbreekt nog.
Begrijp me goed: ik lach B. niet uit. We zijn lotgenoten. Brothers in arms. Ik ben 37, in het gelukkige ‘bezit’ van vrouw, kinderen, huis en auto, en zit iedere dag tussen negen (half tien) en vijf achter een beeldschermpje. Reden genoeg om plotseling heel heftig te gaan verlangen naar een Chopper. Of naar de aandacht van schoon (en vooral: ander) vrouwvolk.
Op weg naar kantoor passeerde ik vanmorgen twee meiden. Blonde knotjes, skinny jeans, aanstellersbrillen. Ja, dan ben ik verkocht.
Toen ze naast me voor het stoplicht wachtten, vroeg de brutaalste: ‘Meneer, mag ik bij u achterop. In dat zitje?’ Grote bambi-ogen keken me aan.
Ik ben 37, maar voelde me 14. Ik sloeg dicht en lachte als Beavis. Of Butthead. Huh-huh. Grinnik. Toen het licht op groen sprong, stoof ik weg. Ik ben dan misschien 37, maar kan nog heel hard fietsen. 
Alleehoppa.     

donderdag 22 september 2011

Pandabeer

Het wrede lot heeft bepaald dat ik als modehomo in Nijmegen-West ben neergestreken. De kans dat je hier in deze volksbuurt iemand tegenkomt die stoer, hip of stijlvol sexy gekleed is, is in statistische termen verwaarloosbaar.

Dat weet je. En toch schrik je je soms nog wild.

Op weg naar de buurtsuper passeerde ik een pandabeer. Een geblondeerd, opgedirkt exemplaar. Uggs aan de poten, sigaret tussen de klauwen. Het met-uitsterven-bedreigde dier duwde een wandelwagen, waarin ik een schattig baby’tje ontwaarde. Blond van zichzelf (neem ik aan), net als mama gekleed in een soort zwart-wit gevlekt skipak. Uit één stuk, met een rits.
Het deed pijn aan de ogen.
Wel hadden ze het lekker warm, vermoed ik.
Ik keek naar mijn jongens. Die staarden met open mond naar de voorbij wandelende pipapanda’s. Hoe een Disneyfilm ineens tot leven komt. In Nijmegen-West, bij de buurtsuper.
Thuis heb ik onmiddellijk mijn steun aan het Wereldnatuurfonds stopgezet.      

zondag 18 september 2011

Limburgers

Zuid-Limburg. Een prachtige regio hoor, daar niet van, maar de mensen die er wonen, zijn een beetje de weg kwijt. Ze denken dat ze een apart volk vormen, met een eigen taal en cultuur. 
Was het maar waar, dan had Wilders’ idiotenvereniging geen dikke twintig zetels ingenomen. Maar dat terzijde.
Gisteren maakte ik een fietstocht door het Limburgse heuvelland. Schilderachtige dorpjes trokken aan mij voorbij, met klinkende namen als Cadier en Keer, Klimmen (!), Schin op Geul of Berg en Terblijt. De zon scheen, de vogeltjes tjilpten, en ik zoefde met de wind in m’n haar langs vakwerkhuisjes, kastelen, kerkjes, en dorspleintjes bevolkt door vriendelijke opaatjes en omaatjes.    
De hele middag reed ik rond met een brede glimlach op m’n gezicht. Die nog breder werd toen ik ontdekte dat ieder dorpje twee plaatsnaambordjes telde. Een in het Nederlands en een in – naar ik vermoed – het Limburgs. Dat mensen het belangrijk vinden de naam van hun woonplaats in het plaatselijke dialect te lezen, is al grappig, maar hier in het uiterste zuiden van ons land had het chauvinisme een onbedoeld (vermoed ik) komisch effect.
Ik reed Mechelen binnen. Op het blauwe bordje stond: Mechelen. En daaronder: Mechele. Ik reed Partij binnen. Daar las ik: Partij. En: Partei. Helemaal op het eind van de dag reed ik Gulpen binnen. Daar stond mijn auto, pal achter het blauwe bord. Ik vermoedde het al, maar het stond er echt: Gulpen. En Gulpe.
Het werd een vrolijke terugreis naar Nijmege.  
  

vrijdag 16 september 2011

Blije eikel

Vandaag een stukje van mijn hand op de website van Hard Gras


Gottegot, wat vonden we hem leuk. Verfrissend. Anders. Een intellectueel in de voetballerij. Een onafhankelijke geest ook, want: eenmaal ontslagen door een boze bobo kon ‘ie hopseflops weer aan de slag als leraar Duits op de Oude Pekelase Scholengemeenschap.  
Ron Jans, met z’n pretoogjes.
En hij boekte verdomme nog succes ook, daar in Groningen.
Toen mocht Ron ook komen analyseren. Aan tafel bij Jack en Tom en Toine, van de NOS. Ron wilde wel, want hij vindt altijd en overal alles even leuk. Ron glimt vrolijk als ‘ie z’n tong breekt op de naam Cagliari (Kagliaarie op z’n Rons, maar goed, het is ook geen Duits), hij grijnst en blijft grijnzen als Bas Dost hem neerzet als onbuigzame fascist, en zelfs als Louis van Gaal verbaal gehakt van ‘m maakt op een persconferentie, krullen de mondhoekjes van Ron koket omhoog. ‘Gekke vent’, zie je ‘m denken. Rons ironische wenkbrauwtjes maakten Louis nóg razender.   
Mij ook, de laatste tijd. Ik kan Ron niet meer zien, met z’n relativerende ‘wie-maakt-mij-wat-het-is-maar-voetbal’-houding. Het is too much. Word in godsnaam gewoon eens lekker onredelijk boos, Ron. Blije eikel!    

woensdag 14 september 2011

Telefoonboek

Tekstschrijver een creatief beroep? Een groot deel van mijn kostbare tijd gaat op aan de speurtocht naar naam- en adresgegevens van potentiële interviewees. Een wetenschapper die zonder dralen afrekent met hufterige carnivoren, een Tweede Kamerlid die tussen twee debatjes door even gehakt maakt van de klaagcultuur in het onderwijs, of een werkgever die lekker hardvochtig uitlegt waarom hij zijn werknemers slechts vier weekjes vakantie gunt.
Aangenaam: sanderpeterstekst, privédetective.
Gelukkig is er internet: dankzij google, wieowie.nl, en het immer groeiende rijtje sociale media komt het contact meestal vlotjes tot stand. Heel soms zit er kinkje in de kabel. Dat ligt dan natuurlijk aan de bewuste persoon. ‘Weer zo’n gepensioneerde leraar of gemeenteambtenaar die nog niet online is‘, mopper ik tegen J.
‘Rot voor je’, antwoordt ze meelevend. ‘Maar misschien moet je gewoon even in het telefoonboek kijken.’