maandag 9 mei 2016

Intimiteit-met-een-vreemde


Feiten en cijfers. Ik verslind ze. Zo heb ik me ooit laten vertellen dat we in ons leven ruim een jaar op de wc doorbrengen. Met die kennis kan ik er weer even tegenaan, hoor. Ook schijnt de gemiddelde mens in totaal een maand of zes te moeten wachten voor rode verkeerslichten.

Dat is dus dagelijks een minuut of tien tijd om over de zin van het leven na te denken.

En je te verwonderen.

Bijvoorbeeld over mensen zonder gevoel voor andermans ‘persoonlijke ruimte’. Op feestjes en partijen bijvoorbeeld - hun aangekoekte spuug en spetter krab je ’s avonds in bed nog uit je haar. Of bij de pisbakken. ‘Mannenbroeders, ik ben een gevoelige jongen. Please, back off. Anders staan we hier morgenvroeg nog.’

Ik verwonder me echter het meest als ik – ja, daar gaan we weer – sta te wachten voor rood.

Ik schets even de situatie. Ik kom aanfietsen. Dan zie ik oranje. Ik rem (ja, ik heb kinderen). Ik zet een voet aan de grond en kijk om me heen. In de verste verte geen mens te bekennen. Me-time. Ik benut die momenten graag. Even krabben op bepaalde plaatsen. Verdwaalde oorharen elimineren. Of lekker old skool in m’n neus peuteren.

Gewoon omdat het kan.

Dan plots: piepende remmen. Een verplaatsing van warme lucht. Lijfgeur. En verdomd als het niet waar is: naast mij stepstopt een andere fietser. Maar niet gewoon naast mij, op een halve meter pak 'm beet, ietsiepietsie schuin achter me. Nee, op hooguit 7,5 centimeter afstand. Pal naast mij dus. Brrr. Zij (ja, meestal is het een zij, met knutseloorbellen, birkenstocks en playmobilhaar) berijdt een e-bike. Een Gazelle, met fietstas.   

Daar staan we dan. Tot elkaar veroordeeld. We kijken allebei strak naar voren. We wachten. Tik, tik, tik, doet het waarschuwingssignaal voor de blinde medemens. Verder is het is doodstil. De mouw van haar spijkerjack raakt mijn arm. We wachten. De seconden tikken langzaam door. Het is verder nog steeds doodstil. Haar zijspiegel raakt mijn stuur. We wachten. Het is nog steeds doodstil. Dan zacht ritmisch gebrom. (Nee. Niet. Gaan. Zingen. Schreeuwt. Alles. In. Mij). Ja, nu zingt ze. Adèle. Ook dat nog. We wachten. Het was doodstil. De seconden lijken eeuwig te duren.

Gekmakende intimiteit-met-een-vreemde.

Net als ik in een mix van hysterische nervositeit en welopgevoedheid wil vragen waar ze die enige oorbellen vandaan heeft, redt het verkeerslicht mij.

Groen.

We rijden weg, zij natuurlijk drie keer harder dan ik. Zingend.

Ik kijk haar na. Verwonderd. En, toegegeven: tot op het bot geïrriteerd. Waarschijnlijk heeft ze mij niet eens opgemerkt. En mijn persoonlijke ruimte ook niet. 

Terwijl die toch best fors is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten