Ik heb een hekel aan mensen die nooit
twijfelen. Zwart-witdenkers. Van die types die weten: zo en zo zit de wereld in
elkaar en niet anders. En die dat anderen dan ook nog even fijntjes in willen
peperen.
De Louis van Gaal-en onder ons, zeg maar.
Zelf twijfel ik vrijwel onafgebroken. Ik heb
moeite om snel een lekkerbekkende mening te formuleren. Zegt iemand A, dan denk
ik: zit wat in. Zegt iemand B, dan denk ik: kan kloppen. En zegt iemand C, dan
denk ik: ja, vanuit zijn standpunt snap ik dat wel.
Ik ben de vleesgeworden D66’er. En daar schaam
ik me niet voor.
Er is één gebied waarop ik hevig verlang naar
duidelijkheid, naar een helder onderscheid tussen zwart en wit, tussen goed en
fout. Dat is de discussie over doping. Ik erger me meer en meer aan de onduidelijke
standpunten in het debat. Ik begrijp de mensen vaak niet.
En dan bedoel ik dus niet de Maarten Ducrots
onder ons, die zich werkelijk over ieder onderwerp roestig en mistig uitdrukken.
Nee, het baart me zorgen dat ik de draad
kwijtraak in het betoog van welbespraakte types. Lees ik bijvoorbeeld met rode
oortjes Peter Winnens ‘Van Santander naar Santander’, dan denk ik op de laatste
pagina teleurgesteld: hoe zit het nu met die pillen, spuiten en die valies van soigneur Jomme? Waar lag de
grens tussen ‘gewone’ middelen en doping? Waarom zo wollig?
Lees ik met nóg rodere oortjes Theo de Rooijs ‘bekentenis’
in De Volkskrant, dan denk ik na de
laatste zin: welke grenzen mochten de Rabo’s opzoeken? Wat is dan dat
geheimzinnige grijze gebied tussen wel en geen doping? En waarom werden de
renners die ‘in het grijs reden’, niet betrapt?
Steeds meer vragen, steeds minder antwoorden.
En zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik krijg
het maar niet helder op m’n netvlies. En dat ligt niet aan mij of mijn
herseninhoud. Denk (en hoop) ik. Het ligt aan het wielermilieu.
Noem het structopathisch, noem het onromantisch,
mij best. Maar ik ben klaar met het gekonkel. Het vage taalgebruik, de
fascinatie voor list en bedrog, en bovenal de mystificatie van het onderwerp
doping: ik ben het beu.
Begrijp me niet verkeerd, ik veroordeel niets
of niemand. Dopinggebruik niet, de omertá ook niet. Ik respecteer hen die zich
in stilzwijgen hullen. Maar als je je
mond open doet, zeg dan waar het op staat.
Niet roestig of mistig, niet wollig, en niet
grijs.
Nee, zwart op wit. Lekker ongenuanceerd.
Louis van Gaal, waar ben je als de koers je
nodig heeft?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten