maandag 28 november 2011

Joop, de fiets en verder niets

Deze week Joop Zoetemelk-week op hetiskoers.nl. Vandaag mijn bijdrage:  

Wie herinnert het zich niet? De zomer van 1980. Joop Zoetemelk, het enfant terrible van het Nederlandse wielrennen, gaat voor het TI Raleigh-keurkorps de Tour winnen. Althans, dat zegt hij zelf. Typisch Joop. Een hoop branie, bluf en grote woorden. Maar nooit ten onrechte. Joop is een veelwinnaar. Een killer. En: hij is voor de duvel niet bang.

Joop heeft grinta.

Aan de vooravond van de Tour, een dag voor het Nederlands Kampioenschap op de weg, zet Joop zichzelf nog eens extra onder druk tijdens een geruchtmakend tv-interview met Mart Smeets. Voor wie de beelden nooit gezien heeft schetsen we even de setting. Een protserig wit kasteelhotel, ergens in het uiterste zuiden van Limburg. Joop – gebruinde kop, ongeschoren, sigaretje in de mondhoek (dat kon toen nog!) – ligt op een strandstoel. Op de achtergrond een zwembad. Blonde, schaars geklede dames liggen te zonnen. Een piepjonge Mart Smeets met een kop vol haar zit tegenover Joop. Martje is ‘op audiëntie’ en duidelijk nerveus. Niet vreemd: Joops grillen hebben meer journalisten gek gemaakt. Je weet  nooit of ‘ie er zin in heeft. Maar het is de gok waard. Als Joop goed gemutst is, staat hij garant voor hilarische anekdotes, pakkende oneliners en gedurfde voorspellingen. En veel opwaaiend stof.

Deze zomermiddag, ergens eind juni, heeft Joop er zin in. Hij blikt geamuseerd, ondeugend bijna, de camera in als hij stelt dat de Tour dit jaar niet spannend zal worden. Hij, Joop Zoetemelk, en niemand anders staat straks in Parijs in het geel op het podium. Is het zelfvertrouwen of bluf? Als het optie b is, speelt ‘ie het goed. Verdomd goed. En passant veegt hij nog even de vloer aan met ploegleider Post (“Een sikkeneurige pietje precies die zelf de Tour had willen winnen”) en zijn ploegmaats (“Pfft. Ook zonder hen ga ik op zeker winnen”). Het is duidelijk: Joop zit uitstekend in z’n vel. Mart Smeets haalt bijna likkebaardend de ene na de andere quote op. Nederland smult.

De volgende dag kopt l’Équipe: Dites-nous, Joop, qui sera deuxième?

Zjoop, getrouwd met een Frans fotomodel en dus mateloos populair in Frankrijk, is huizenhoog favoriet. En verdomd: hij maakt het waar. Drie zinderende juliweken lang geselt hij het peloton. Merckx een kannibaal? Joop doet er nog een schepje bovenop. Nee, hij wint geen negen etappes zoals d’n Eddie dat deed. In ’slechts’ drie etappes passeert Joop als eerste de finish. Niet toevallig ook de drie zwaarste bergritten. De overige achttien etappes schenkt hij aan z’n concurrentie. Minzaam. Intelligent. Alleen als hij zelf wil winnen, wint ‘ie ook. In stijl. Met gebalde vuist, hoofd omhoog, shirt in de plooi, rijdt Joop over de streep. In alle gevallen met meer dan vijf minuten voorsprong op de nummer twee. Ene Bernard Hinault.

Joop is een klasse apart en iedereen mag het weten: z’n concurrenten (“Sukkelaars”), het publiek (“Morgen sta ik hier weer, mensen!”), en ja, ook de kissmissen die dagelijks getrakteerd worden op een champagnedouche. De Tour is een show en Joop speelt de hoofdrol met verve. Hetzelfde tafereel in de criteriums na afloop. Nederland is hysterisch, we hebben weer een Tourwinnaar. En wat voor een. Het is de zomer van Joop! Joop, de fiets en verder niets.

En Joop zelf? He loves it. Hij is gemaakt voor de bühne.  

Wie herinnert het zich niet? Ik niet. Het lag net even anders. Joop was ongetwijfeld een geschikte vent, een fijne ploegmaat. Maar wat kopen we daar voor? Sport verdraagt geen relativering. Joop heeft mijn droom verpest. En die van generaties sportliefhebbers. Sport is show, de sporter is een held. En zo niet, dan speelt ‘ie maar een rol. Daar hebben wij, de fans, recht op. “Och, ik raakte ‘m wel lekker”, zei Dennis Bergkamp in ’98 na z’n wereldgoal tegen Argentinië. What about de gevoelens van De Gewone Man, Dennis?! ”Ik trap gewoon wat harder dan de anderen”. Joop zei het niet, maar had het kunnen zeggen. En dat mag dus niet, Joop. Het hoort niet. Antihelden winnen geen Tour de France. Maar genoeg gemopperd. Je bent jarig, Joop. 65 jaar! Dat vraagt om een bijzonder cadeau. En dus heb ik de geschiedenis – jouw geschiedenis - herschreven. Je krijgt een tweede kans van mij. Een make-over. Gratis en voor niets, mooi toch?! Proficiat, held

vrijdag 25 november 2011

Wipneuzen

Je hebt borstenmannen en je hebt billenmannen. Zelf ben ik een neuzenman. Beter geformuleerd: een wipneuzenman. Meisjes of vrouwen met een kleine, eigenwijs omhoogstekende neus (ja, er mag gerust een neusgaatje te zien zijn) kunnen op mijn warme belangstelling rekenen. Dat was vroeger al zo, en dat is nog steeds het geval.
Wipneuzen maken me weerloos.  
Deze week ging ik naar de bioscoop met een plukje vrienden. Op het programma: ‘The driver’, een typische stoere-mannen-film. Veel nachtelijke shots, met piepende banden, rondspetterend bloed en weinig tekst. En met weinig vrouwen. Eentje eigenlijk maar: serveerster Irene, gespeeld door Carey Mulligan. De kleine, tengere Carey schijnt furore te maken in filmland. Niet vreemd; ze heeft alles in zich om een ster te worden, inclusief de wipneus. 
De rest van de film ging aan me voorbij. De knoertharde actiefilm veranderde in een romantisch drama. In mijn hoofd althans. Ik was verliefd.
Terwijl mijn vrienden na afloop onder het genot van een biertje enthousiast nababbelden over brekende neuzen, ontploffende hoofden en die gepimpte Ford Mustang uit 1963, zwijmelde ik nog wat na. Die nacht droomde ik van Carey. En van M., E., K., en de andere 54 meisjes-met-wipneuzen op wie ik tijdens mijn middelbare schooltijd verliefd ben geweest.
Toen werd ik wakker. Van heel dichtbij keek ik naar de allermooiste en allerliefste wipneus van allemaal. 
    

donderdag 17 november 2011

Jasar was goed

Ooit interviewde ik Jasar Takak. We namen plaats aan een houten tafeltje met kleedje in een donkerbruin café. Ik bestelde een koffie verkeerd, Jasar wilde niks.
Dat was al een teken.
Toen ik mijn A4-tje met vragen pakte, fronste Jasar zijn immense wenkbrauw. ‘Ik ga niks over mezelf zeggen’, bromde hij, en pulkte aan z’n oorhaar.
Vervolgens stak hij - ‘off the record, hè Peter’- van wal. Over zijn geboorte, een heuglijk feit voor iedereen. Over de eerste jaren van z’n leven, toen hij veruit het beste spelertje van de buurt was. Over de jeugdopleiding bij PSV waar hij van meet af aan (terecht) te boek stond als het grootste talent. En over zijn nog jonge carrière in het betaald voetbal bij achtereenvolgens Zwolle, RKC en NEC, waar hij steeds weer de briljante vormgever was.
Omdat we off the record praatten, schreef ik niets op. Dat hoefde ook niet, want de rode draad was duidelijk. Jasar was goed. En de rest kon er niets van. En PSV moest hem snel terugnemen. En het was belachelijk dat Aissatti en Afellay wel bij PSV in de basis stonden. 
Na een halfuurtje stond Jasar op. ‘Ik moet mijn rust pakken.’ En weg was ‘ie. De morsige kroeg met de rafelige kleedjes vormde een schamel podium voor een onbegrepen genie.
Momenteel verkeert Jasar in between clubs

dinsdag 15 november 2011

Winterslaap

Vandaag op hetiskoers.nl

Mijn kinderen zijn drie en een. Ik lees ze wel eens voor uit de prentenboeken van Richard Scarry. In een van die boeken komt een beer voor. Deze beer, laten we ‘m Bruintje noemen, is eigenlijk maar een dommig schepsel. Eén ding heeft Bruintje echter goed begrepen. Als de blaadjes vallen, als de luchten volschieten met jagende regenwolken, en als iedereen ineens intellectueel-lyrisch gaat doen over de Ronde van Lombardije, dan valt hij in een diepe, diepe winterslaap. Slimme beer! Dat wil ik ook, ieder jaar weer. Vier maanden lang, van eind oktober tot eind februari. Kloteherfst, klotewinter. Rotland.

Hieronder de drie belangrijkste redenen waarom ik de hele winter lang onder mijn Rabobank-dekbed zou willen kruipen. 

3. Doffe ellende: ik kan zelf niet buiten fietsen in deze maanden. Nou ja, het kan wel. Ik wil het niet. Ik ben namelijk een mooiweerfietser. Niks aan te doen. Hoe windstiller, hoe beter. Hoe droger, hoe beter. En hoe warmer, hoe beter. En dus verspil ik mijn energie en kilootjes lichaamsgewicht (lees: zweet) noodgedwongen thuis op de behaaglijk warme zolder, tussen strijkplank en wasrek. Lang leve de tacx. En uitzendinggemist.nl.

2. Herbert Dijkstra blijft ons lastigvallen. Is het niet in Pau of Bordeaux aan de zijde van Maarten Ducrot, dan wel in Nagano, Inzell of Heerenveen naast (godbetert) Martin Hersman en/of Ria Visser. Ik kan het gewoon niet aan, twaalf onafgebroken maanden Herbert per jaar.  

1. Vanaf half oktober sturen hooggewaardeerde tweeps als @sporza_koers, @vannieuwkerke en @wielerman ineens vreemde berichten de wereld in, doorspekt met nog vreemdere hashtags als #nokere, #superprestige, #zdenekstybar en #cyclocross. Deprimerend. En tenenkrommend ergerniswekkend, dat misplaatste enthousiasme over veldrijden.  
#niemandzittewachtenoptienbelgeneneenverdwaaldetsjechdieeenuurtjedoordemodderraggenendoenalsofhetspannendis #bah.

Welterusten, fijne kerstdagen en alvast de beste wensen voor het nieuwe jaar. Ik zet de wekker op 25 februari 2012, 14.00 uur. Live op Eén: Omloop Het Nieuwsblad. 

vrijdag 28 oktober 2011

Ik zag Theo de Jong op de tribune zitten

Tot m’n negende dacht ik dat ik profvoetballer zou worden. Bij de F-jes stak ik er met kop en schouders bovenuit. Altijd al groot geweest.
Ook qua talent zat het wel snor. Onze teamleider zei altijd: ‘Jochie, jij ziet het spelletje.’ Geen idee wat hij bedoelde, maar het klonk stoer. 
In de E1 kregen we trainingspakken. En rugnummers. Het mijne was 12, een veeg teken. Toch had ik zo m’n aandeel in het kampioenschap van de regio Uden-Erp-Veghel-Boekel-Volkel-Gemert-Odiliapeel. Ik kon hard rennen. Verder ging het spel vaak minutenlang aan mij voorbij. Vond ik niet zo erg. Beetje mijmeren, in het zonnetje. Ik kwam die twee helften wel door.   
Einde van het seizoen. De strijd om de titel van Noord-Oost-Noord-Brabant, tegen grote broer TOP Oss. De tribune zat vol, met ouders en andere familieleden. En met Theo de Jong. ‘Een oud-prof’, zei onze trainer in de kleedkamer. ‘Die komt scouten.’
De kans ontdekt te worden, kwam mijn spel niet ten goede. Mijn moeder, ook aanwezig, spreekt nog steeds van de ergste dertig minuten in haar leven. In de rust moest ik eruit.
Zelf weet ik alleen nog dat ik mijn directe tegenstander probeerde af te bluffen. ‘Daar zit Theo de Jong. Een oud-prof.’ Veelbetekenende blik naar de tribune. ‘Klopt’, zei de jongen. ‘Mijn pa komt altijd kijken.’
Toekomstig prof Dave de Jong scoorde vier keer die dag. Het werd 4-0. 

dinsdag 25 oktober 2011

Talentloos

Vandaag op hetiskoers.nl: 

Vorig jaar ging ik een avondje naar Adrie van der Poel luisteren. Niet de meest spannende bezigheid, dat klopt. Maar Jeroen Wielaert, Bert Wagendorp en nog wat wielerkenners waren opgetrommeld om in Nijmegen over De Koers te praten. Ook Adrie mocht wat zeggen. Dat nam ik voor lief.
Ik schrok wakker toen Adrie piepend vertelde over een dag uit het leven van Adrianus van der Poel (ook Mart Smeets werd aangehaald).
Korte, saaie dagen waren dat. Adrie stond om negen uur op, propte wat boterhammen met kaas naar binnen, ging trainen, keerde zeven uur later terug, sloeg drie borden met wortelenstamppot achterover en vertrok om negen uur volmaakt tevreden naar dromenland.
Waar de dochter van Poupou was in dit verhaal? Ik weet het niet.
Nog zo een: Sean Kelly. Niet toevallig ook een oud-kampioen. Trok zich in de wintermaanden terug in een oud-Keltische blokhut op de Ierse prairie, beukte dagelijks een uurtje of acht tegen de Atlantische storm in en kroop iedere avond bij het ondergaan van de zon (nou ja, zon) in z’n bedstee onder vier ruwe paardendekens.
Alleen op kerstavond kon er een wijntje af. Vast en zeker op verzoek van mevrouw Kelly. (Of zij ook in die hut vertoefde, is mij niet duidelijk).
Mensen als Adrie en Sean intrigeren me. De blinde toewijding, de kadaverdiscipline, de totale afwezigheid van welke bourgondische uitspatting dan ook. Nooit een zwak moment. Nooit de behoefte zich interessanter voor te doen dan ze zijn. En, vooral: geen existentiële angst een ander, minstens even belangrijk deel van het leven te missen. Is dat dom, kortzichtig? Of juist een blijk van talent?
Als het antwoord ‘b’ luidt, bestempel ik me hierbij definitief als talentloos coureur.
Maar ik ben wel gezellig. Zegt mijn vrouw.

maandag 17 oktober 2011

Mijn hoogtepunt met M.

Ik ben zestien en stevig verliefd. Op M., een meisje met roestbruine krullen en prachtige ogen. Zo’n meisje dat je op je bagagedrager zou willen zetten om vervolgens gelukzalig glimlachend naar de zuidpool te fietsen. En terug. 
Meer hoeft niet.
Na twee jaar dromen, staren en stotteren, beleeft mijn relatie met M. tijdens het schoolkamp in de Ardennen een even intens als kortstondig hoogtepunt. Na een urenlange kanotocht door woeste en ijskoude wateren, mag ik (pick me!) M. naar de oever tillen. Zij vraagt, ik gehoorzaam. Zo liggen de verhoudingen. Voor mij tien anderen. Of twintig.
Maar ze kiest mij. En klimt op mijn rug, als een aapje.  
Tien stappen zijn het, van steen naar steen. Hoe lang duurt het? Vijf seconden, tien hooguit. Meer niet. Het lijkt een eeuwigheid. Golven van vreugde, opwinding en puur geluk razen door mijn lijf. En van pijn, want mijn blote voeten bloeden als een rund. Klote stenen.  
Eenmaal weer op aarde zet ik haar neer en mompel iets als ‘hopsakee’. Altijd al een man van woorden geweest. Het geschreven woord, welteverstaan. Hopsakee is ook het laatste dat ik die week en alle weken daarna tegen M. gezegd heb.
Het contact is als vanouds. Nihil dus. Maar de herinnering blijft.   
Neem deze week. Ik heb voor A., mezelf en de jongetjes een boshutje geboekt in de Ardennen. Locatie: exact hetzelfde park als toen, eenentwintig jaar terug. Ik vertel A. over M.. Over haar schoonheid, de bagagedrager, de barre kanotocht en over onze bijzondere liefde. 'Wat leuk zeg, om weer eens terug te gaan’, reageert ze enthousiast. ‘Weet je nog in welk huis jullie het voor het eerst gedaan hebben?’ 

maandag 10 oktober 2011

Popcorn in Zagreb

Vandaag op hardgras.nl: 

Ja, Kazan is ver. Erg ver. Nee, het Holiday Inn in Chisinau is niet wat wij gewend zijn. En nee, het is ook niet fijn om uren in een hobbelende bus naar Banska Bystrica of Targu Mures te zitten. Arme subtoppers uit Alkmaar, Heerenveen of Utrecht.

Drie jaar terug reisde ik met NEC naar Zagreb. Weken van tevoren was iedereen in Nijmegen en ver daarbuiten gewaarschuwd voor de explosieve situatie in de Kroatische hoofdstad. De beruchte harde kern van Dynamo, de Bad Blue Boys, had eerder al vrolijk ingehakt op haar collega’s van Lazio Roma, Real Madrid en Liverpool. En dus werden wij journalisten - zes (!) in totaal - met een geëscorteerd busje van het hotel naar het stadion vervoerd. De Gelderlander, Omroep Gelderland, plus de huisfotograaf en internetredactie van NEC. Hoe mooi wil je je doelwit hebben als Bad Blue Boy?
Ons was verteld dat de boys bij voorkeur verrassingsaanvallen uitvoerden. Een guerilla-tactiek, rechtstreeks gekopieerd uit de Balkanoorlog. Oplettend tuurden we door de geblindeerde ramen. Her en der liepen plukjes voetbalfans. Huisvaders met gerafelde (blauwe!) sjaaltjes om de nek; kinderen (boys!) aan de hand. Eenmaal in het stadion zakte de spanning wat weg. De wedstrijd ging verloren, nipt. Het enige waar we die avond mee bekogeld werden, was popcorn. De dader? Bad black boy Joel Tshibamba, die als ‘zeventiende man van de selectie’ de avond van z’n leven had op de krakkemikkige perstribune.

zaterdag 8 oktober 2011

Keutels

Zoontje van drie is nog niet zindelijk, maar kan wel tellen. Dus hangt er sinds kort naast de pot een geelbruin – toepasselijk – vel papier, met daarop tien vakjes. Het systeem is even eenvoudig als rechtvaardig: poepen op de wc betekent een sticker. Tien stickers betekent een cadeautje of lekkernij naar keuze. Een ijsje dus. Of een raceauto.
Vier vakjes zijn beplakt.
Het kinderdagverblijf, gistermiddag. Ik tref zoontje van drie zittend op de wc. In jubelstemming. ‘Papa. Ik heeft zes keer gepoept!’ Tien vingers gaan de lucht in. Verbaasd gluur ik tussen z’n billetjes door in de pot.
Daar liggen ze: zes keutels. Keurig op een rij. 

vrijdag 7 oktober 2011

Emma

Vandaag op hetiskoers.nl

“Ik heb mijn vorm van de Vuelta nog wat kunnen aanscherpen. Ik ben er klaar voor.” Op sporza.nl vertelde Jurgen van den Broeck, die vorig jaar nog meedeed om het podium in de Tour, dat hij uitkeek naar de Ronde van Beijing. Ik had blijkbaar iets gemist. Een vijfdaagse ronde in de Chinese hoofdstad? Helemaal aan het einde van het seizoen, amper een week na het WK?
Ik werd er niet warm van. 
Eergisteren zag ik zowaar beelden voorbij komen van het plaatselijke rondje. Of eigenlijk: flarden van beelden, want het mistte nogal. Smog. Het was er ook niet erg druk. Chinezen zijn blijkbaar erg bezig met hun opkomende wereldeconomie. Ze werken. Lang en hard en veel. Als ze al vrij hebben, kijken ze naar pingpong of turnen. Niet naar bleekneus Nicolas Roche die eindelijk eens een koers(je) wint. Logisch.
De immense leegte langs het parcours deed me denken aan de Ronde van Uden. Die kwam bij ons voor de deur langs. Ik heb het nu over een dikke twintig jaar geleden. De hele zondag ijsbeerde ik langs de route. Niet zozeer omdat ik de koers zo spannend vond. De ware reden dat ik me onder de andere vijftien toeschouwers mengde, was Leontien. Tinus, in het Brabants. Deze goedlachse meid uit Boekel won iedere koers waaraan ze meedeed. Daarnaast was ze een lekker ding. Vond de 13-jarige Sander.
Na de koers kleedde Tinus zich om bij onze buren. Die kenden haar van de Boekelse camping. Ik probeerde door de coniferenhaag een glimp op te vangen van haar enorme bos krullen en haar goed gevulde billen in het strakke pakje. Daar werd ik wel warm van.
Voor de duidelijkheid: dat was twintig jaar terug.
Deze zomer zag ik op de Vlaamse televisie een leuke blonde meid op tv. Een wielrenster, uit Zweden. Niet in een koerspakje, maar gewoon verkleed als mens. Mocht deze Emma Johansson ooit meedoen aan de Ronde van Nijmegen, dan mag ze zich bij ons omkleden. Of bij onze buren. 

woensdag 28 september 2011

Spelletje

Het levensgrote billboard toont een meisje. Vrolijke blonde staart, roze elastiekjes. Ze drinkt cola, met een rietje. Het grietje is zestien, hooguit zeventien. Giebelend stoot ze haar vriendinnen aan en zwaait naar de onzichtbare camera. ‘Daar moet een piemel in, daar moet een piemel in’, klinkt het uit tienduizend kelen.
Welkom in het voetbalstadion.
Als taalman kan ik oprecht genieten van het spreekkoor. Mooi fenomeen. Poëzie, rauwe dichtkunst. Volks, plat, dat zeker, maar in wezen onschuldig. Toen kutmarokkanen nog gewoon rotjochies waren, zongen de stadions liefdevol: ‘Dries Bous-sat-ta, je moeder heeft een snor, je moeder heeft een snor, je moeder heeft een snor.’ Lachen man.
Categorie hi-ha-hondenlul, maar dan melodieuzer.
De laatste jaren vind ik het wat minder gezellig worden langs de velden. Goed, ‘Hamas, Hamas, Joden aan het gas’ rijmt. Maar ontzettend grappig is het niet. Veel stuitender, want op de persoon gericht, waren de verwensingen die Ajax-coach Louis van Gaal over zich heen kreeg toen zijn vrouw overleed aan kanker.
Ik voelde dat er iets op knappen stond. Bij mij, welteverstaan.
Twee weken terug bestormden een paar honderd mannen de burelen van Feyenoord. Ze droegen fakkels en hakten met ijzeren staven in op alles en iedereen. Ze waren boos, heel boos. Omdat hun club in financiële en sportieve problemen verkeert.
Toen weldenkende mensen vervolgens gingen zeggen dat ‘geweld na-tuur-lijk afkeurenswaardig is, maar dat de fans inhoudelijk wel een punt hebben’ haakte ik af.
Was voetbal maar weer gewoon een spelletje.

vrijdag 23 september 2011

Alleehoppa

Vriend B. maakt zich zorgen. Doorkruist hij op een zonnige middag de stad op een mamafiets-met-kinderstoeltjes, dan bekruipt hem een Harley-gevoel. Laadt hij de wekelijkse boodschapjes uit bij de kassa in de Albert Heijn, dan ontsnapt hem plotseling heus papajargon. Hopsakee. Of, erger: Alleehoppa. Volgens B., een rijpe dertiger, signalen van een dreigende midlifecrisis.
Ik zeg: B., kerel, je zit er middenin. Alleen die rode broek ontbreekt nog.
Begrijp me goed: ik lach B. niet uit. We zijn lotgenoten. Brothers in arms. Ik ben 37, in het gelukkige ‘bezit’ van vrouw, kinderen, huis en auto, en zit iedere dag tussen negen (half tien) en vijf achter een beeldschermpje. Reden genoeg om plotseling heel heftig te gaan verlangen naar een Chopper. Of naar de aandacht van schoon (en vooral: ander) vrouwvolk.
Op weg naar kantoor passeerde ik vanmorgen twee meiden. Blonde knotjes, skinny jeans, aanstellersbrillen. Ja, dan ben ik verkocht.
Toen ze naast me voor het stoplicht wachtten, vroeg de brutaalste: ‘Meneer, mag ik bij u achterop. In dat zitje?’ Grote bambi-ogen keken me aan.
Ik ben 37, maar voelde me 14. Ik sloeg dicht en lachte als Beavis. Of Butthead. Huh-huh. Grinnik. Toen het licht op groen sprong, stoof ik weg. Ik ben dan misschien 37, maar kan nog heel hard fietsen. 
Alleehoppa.     

donderdag 22 september 2011

Pandabeer

Het wrede lot heeft bepaald dat ik als modehomo in Nijmegen-West ben neergestreken. De kans dat je hier in deze volksbuurt iemand tegenkomt die stoer, hip of stijlvol sexy gekleed is, is in statistische termen verwaarloosbaar.

Dat weet je. En toch schrik je je soms nog wild.

Op weg naar de buurtsuper passeerde ik een pandabeer. Een geblondeerd, opgedirkt exemplaar. Uggs aan de poten, sigaret tussen de klauwen. Het met-uitsterven-bedreigde dier duwde een wandelwagen, waarin ik een schattig baby’tje ontwaarde. Blond van zichzelf (neem ik aan), net als mama gekleed in een soort zwart-wit gevlekt skipak. Uit één stuk, met een rits.
Het deed pijn aan de ogen.
Wel hadden ze het lekker warm, vermoed ik.
Ik keek naar mijn jongens. Die staarden met open mond naar de voorbij wandelende pipapanda’s. Hoe een Disneyfilm ineens tot leven komt. In Nijmegen-West, bij de buurtsuper.
Thuis heb ik onmiddellijk mijn steun aan het Wereldnatuurfonds stopgezet.      

zondag 18 september 2011

Limburgers

Zuid-Limburg. Een prachtige regio hoor, daar niet van, maar de mensen die er wonen, zijn een beetje de weg kwijt. Ze denken dat ze een apart volk vormen, met een eigen taal en cultuur. 
Was het maar waar, dan had Wilders’ idiotenvereniging geen dikke twintig zetels ingenomen. Maar dat terzijde.
Gisteren maakte ik een fietstocht door het Limburgse heuvelland. Schilderachtige dorpjes trokken aan mij voorbij, met klinkende namen als Cadier en Keer, Klimmen (!), Schin op Geul of Berg en Terblijt. De zon scheen, de vogeltjes tjilpten, en ik zoefde met de wind in m’n haar langs vakwerkhuisjes, kastelen, kerkjes, en dorspleintjes bevolkt door vriendelijke opaatjes en omaatjes.    
De hele middag reed ik rond met een brede glimlach op m’n gezicht. Die nog breder werd toen ik ontdekte dat ieder dorpje twee plaatsnaambordjes telde. Een in het Nederlands en een in – naar ik vermoed – het Limburgs. Dat mensen het belangrijk vinden de naam van hun woonplaats in het plaatselijke dialect te lezen, is al grappig, maar hier in het uiterste zuiden van ons land had het chauvinisme een onbedoeld (vermoed ik) komisch effect.
Ik reed Mechelen binnen. Op het blauwe bordje stond: Mechelen. En daaronder: Mechele. Ik reed Partij binnen. Daar las ik: Partij. En: Partei. Helemaal op het eind van de dag reed ik Gulpen binnen. Daar stond mijn auto, pal achter het blauwe bord. Ik vermoedde het al, maar het stond er echt: Gulpen. En Gulpe.
Het werd een vrolijke terugreis naar Nijmege.  
  

vrijdag 16 september 2011

Blije eikel

Vandaag een stukje van mijn hand op de website van Hard Gras


Gottegot, wat vonden we hem leuk. Verfrissend. Anders. Een intellectueel in de voetballerij. Een onafhankelijke geest ook, want: eenmaal ontslagen door een boze bobo kon ‘ie hopseflops weer aan de slag als leraar Duits op de Oude Pekelase Scholengemeenschap.  
Ron Jans, met z’n pretoogjes.
En hij boekte verdomme nog succes ook, daar in Groningen.
Toen mocht Ron ook komen analyseren. Aan tafel bij Jack en Tom en Toine, van de NOS. Ron wilde wel, want hij vindt altijd en overal alles even leuk. Ron glimt vrolijk als ‘ie z’n tong breekt op de naam Cagliari (Kagliaarie op z’n Rons, maar goed, het is ook geen Duits), hij grijnst en blijft grijnzen als Bas Dost hem neerzet als onbuigzame fascist, en zelfs als Louis van Gaal verbaal gehakt van ‘m maakt op een persconferentie, krullen de mondhoekjes van Ron koket omhoog. ‘Gekke vent’, zie je ‘m denken. Rons ironische wenkbrauwtjes maakten Louis nóg razender.   
Mij ook, de laatste tijd. Ik kan Ron niet meer zien, met z’n relativerende ‘wie-maakt-mij-wat-het-is-maar-voetbal’-houding. Het is too much. Word in godsnaam gewoon eens lekker onredelijk boos, Ron. Blije eikel!    

woensdag 14 september 2011

Telefoonboek

Tekstschrijver een creatief beroep? Een groot deel van mijn kostbare tijd gaat op aan de speurtocht naar naam- en adresgegevens van potentiële interviewees. Een wetenschapper die zonder dralen afrekent met hufterige carnivoren, een Tweede Kamerlid die tussen twee debatjes door even gehakt maakt van de klaagcultuur in het onderwijs, of een werkgever die lekker hardvochtig uitlegt waarom hij zijn werknemers slechts vier weekjes vakantie gunt.
Aangenaam: sanderpeterstekst, privédetective.
Gelukkig is er internet: dankzij google, wieowie.nl, en het immer groeiende rijtje sociale media komt het contact meestal vlotjes tot stand. Heel soms zit er kinkje in de kabel. Dat ligt dan natuurlijk aan de bewuste persoon. ‘Weer zo’n gepensioneerde leraar of gemeenteambtenaar die nog niet online is‘, mopper ik tegen J.
‘Rot voor je’, antwoordt ze meelevend. ‘Maar misschien moet je gewoon even in het telefoonboek kijken.’    

woensdag 7 september 2011

Aap

Vandaag op http://hetiskoers.nl:


Afgelopen zondag zag ik een aap op tv. Groot, zwart en harig. Type-gorilla. Het dier danste langs de kant van de weg, ergens hoog op de Alto de l’Angliru, en keek naar de voorbij ploeterende wielrenners.

Ze hebben gelijk: de Alto de l’Angliru, dat is gekkenwerk

Eerst was er de duivel. Een bebaarde Duitse mafketel in een glimmend roodzwart carnavalspak die sinds jaar en dag schreeuwend en zwaaiend met een drietand de renners ‘aanmoedigt’. Of deze Didi Senft de toon gezet heeft, weet ik niet, maar vandaag de dag tel je als toeschouwer niet mee als je niet tenminste vier haarspeldbochten lang hevig zwetend - halfnaakt of juist ludiek verkleed - meesprint met je helden.  

Maar een aap? Dat was niet eerder vertoond.

De rest van de rit is aan me voorbijgegaan. Ik kon maar aan één ding denken. Die zondagochtend is een Spanjaard van huis gegaan met een apenpak in z’n auto. Hij heeft dat harige kostuum die godvergeten steile berg opgesjouwd, heeft op un momento dado besloten zich erin te hijsen en is vervolgens wild gaan borstroffelen toen hij de eerste renner ontwaarde. ‘Pap, mam, ik ben op tv!’

Five seconds of fame. In een apenpak.

maandag 5 september 2011

Matthijs, Wesley en Jessica Simpson


Dat er mensen zijn die googlen op ‘gewillige huismoeders in de buurt’ en ‘langbenige blonde meiden in een Renault 4’, soit. Maar dat de zoekmachine deze types rechtstreeks naar mijn blog doorsluist, dat zet me aan het denken. Wat zegt dat over mij en over mijn schrijfsels?

Ik ben natuurlijk niet naïef. Toen ik een blogje postte over het ieniemieniejurkje dat Yolanthe droeg tijdens het songfestival, leverde dat in een half etmaal een dikke 2.000 hits op. En een halfjaar nadat ik in een verhaaltje en passant de bilpartij van Jennifer Lopez roemde, vinden nog steeds iedere dag tientallen billenmannen mijn blog door te digizoeken op ‘kont J-Lo’ (of iets dergelijks).

Maar toch: die gewillige huismoeders, die zitten me dwars. Heb ik A. ooit zo omschreven? Of J.? Ik kan het me nauwelijks voorstellen; ik zou hen nooit als huismoeder betitelen.

Gelukkig stellen de feiten en cijfers over het zoekgedrag van mijn ‘lezers’ me niet alleen voor onaangename verrassingen. Ik bedoel: je kunt die kennis ook benutten. Slim spelen met trefwoorden en – vooral – met koppen. Inspelen op seks, BN’ers of de actualiteit: succes verzekerd.

En dus wijs ik u vandaag even op het nieuwe haar van Matthijs van Nieuwkerk (een warm welkom voor de eerste 345.000 - vrouwelijke - lezertjes). Ik spreek mijn bewondering uit over de bananenboogbal van Wesley Sneijder tegen San Marino (hopsakee, dat maakt 700.000 hits). En ik sluit af met het brekende nieuws dat Jessica Simpson overweegt haar borsten te verkleinen (en we passeren het miljoen). Lijkt me voor nu even voldoende.

A je to!

zaterdag 13 augustus 2011

Man en paard


Ik was vijf toen ik besloot mijn moeder in te ruilen voor een professionele kapper. Sindsdien zit er iedere maand een vreemde mevrouw aan mijn hoofd. Of ze nu Anita, Jolanda of Patricia heet: zolang ik ongestoord van mijn eigen spiegelbeeld mag genieten, vind ik alles best.

Toen ik naar Nijmegen verhuisd was, klopte ik bij de dichtstbijzijnde kapperszaak aan. Ik ben nooit meer verkast. Wat wil je ook? Kapster L. is een paardenmeisje. En ze houdt van tradities. Iedere keer als ze mijn hoofdhuid masseert, hoor ik haar grinniken. "Jij hebt net zulke rare kruinen als mijn paard", gniffelt ze. Ik wist dat het ging komen en kijk gespeeld beledigd. Onder de kapperscape maak ik een gebaar dat zoveel betekent als ‘ik kan er ook niets aan doen’. 
Een paar minuten later ben ik bijna geknipt en geschoren. Er volgt nog een vast ritueel. De cape gaat af, de nekharen moeten nog verwijderd. "O jee", giebelt L. als ze diep in m’n kraag gluurt. "Waar zal ik stoppen?" Ik antwoord - op het randje, ik weet het:  "Dat mag je helemaal zelf weten." L. kleurt lichtjes, en vertelt dan snel verder over haar trouwe vierbener die – hoe grappig! – ook op de vreemdste plekken ruw behaard is.

Dan zijn we klaar. Ik loop naar de kassa om te betalen. De hele zaak - collega’s en klanten - volgt me. Benieuwd naar de man die op een paard lijkt.  

woensdag 10 augustus 2011

Wilskrachtproblematiek


Ik werk aan een artikel over keuzes maken. Op welke gronden nemen mensen een besluit: rationeel of juist niet? En: in hoeverre kan de overheid als big brother die keuzeprocessen sturen?
Een van de geïnterviewden laat de term wilskrachtproblematiek vallen. Dat herken ik. Ook ik heb last van een zekere vorm van wilskrachtproblematiek. Vooral als het gaat om de belangrijke dingen in het leven: eten, drinken en slapen. Eenmaal begonnen, ben ik niet meer te stoppen.

Ik ben een slappe zak. Maar wel een gezellige. Op feestjes doe ik het licht uit.

Slechts in één opzicht ben ik een heuse controlefreak. Ik haat het als mensen iets weten wat ik niet weet. Of erger: als ik iets moet beslissen, terwijl niemand mij wil of kan uitleggen hoe de vork precies in de steel zit. Dat maakt me razend. 
Een voorbeeld: verzekeringen, pensioenen en hypotheken. Belangrijke keuzes, met verstrekkende gevolgen, maar niemand die duidelijkheid kan scheppen. Waar je ook je licht opsteekt: iedereen hult zich in nevelen. Of in duur jargon.
Zelfde met auto’s. Ik wil een auto die niet te duur is, die rijdt en die blijft rijden. Helaas kan ik dat zelf niet beoordelen. En dus ben ik overgeleverd aan autoverkopers. Aan snelle, gebruinde mannen of norse, mompelende mannen met sigarettenpeuken in de mondhoek. Die dingen zeggen als: “Er kan natuurlijk altijd iets kapot gaan aan een auto.” En: “Zekerheid heb je nooit.”

Wat het nog erger maakt: kiezen is tegenwoordig aan de orde van de dag. Niet alleen biedt Albert Heijn minimaal vijftien verschillende soorten exotische diepvriesmaaltijden, ook moeten we zelf een zorgpolis kiezen, een energieleverancier, een mobiele telefoonprovider, en een van de driehonderdvierentwintig soorten online hoogrentende spaarrekeningen.
Ik geef het op. Ik wil er domweg geen verstand van hebben. Kon ik maar terug. Terug naar de tijd ver voor ik geboren werd. Toen we allemaal hetzelfde vaste bedrag aan hetzelfde pensioenfonds afdroegen, toen we allemaal een fijn overzichtelijke annuïteitenhypotheek hadden, en toen de PNEM, PGEM en nog wat van zulke ouderwets degelijke overheidsinstanties ons van gas, water en licht voorzagen. 

Ik zeg: overheid, lieve big brother: beslis voortaan maar lekker voor mij. Als we dan toch het financiële-crisisschip ingaan, dan gezellig met z’n allen. Gedeelde smart…