maandag 7 maart 2011

Walging

Een miezerig mannetje in z’n zondagse pak en een te blonde vrouw in een gedurfd bloemengewaad. Ze lopen voor ons uit, de stad in. “Goed verkleed”, fluister ik bewonderend. Maar als we ze passeren, blijken ze echt. Echt als in 'verkleed als zichzelf' dus.

Carnaval in Nijmegen. De toon is gezet.

Wie het over vaderliefde heeft, heeft het deze zondag over mij. Ik heb mijn principes (lees: afschuw, fysieke pijn en diepe walging) opzijgezet, heb de hele familie in de auto gegooid en ben vol goede moed naar de optocht gescheurd. Op weg naar het centrum krijgen we achtereenvolgens Spiderman, boer Marcel en een hossende meute New Kids (bijna) onder de wielen.

Lachen man.

Max vindt de festiviteiten geweldig. A. ook. Zij is ooit Bornerbroeks jeugdprinses geweest en zoiets raak je nooit meer kwijt. De hele middag grijnzen Max en A. van oor tot oor. Gelukkig zit de kleinste Peters in mijn kamp. Bij het zien van de eerste wagen - bemand met smurfen, een Louis-van-Gaal-pop en legomannetjes met neptieten - kotst Ole prompt de hele stoep onder. Ik troost 'm met de mededeling dat het slechts eenmaal per jaar carnaval is. En dat er ergere dingen in het leven zijn.

Gelukkig vraagt hij niet welke. Ik had het antwoord schuldig moeten blijven.

Maar goed. Voor Max doe ik veel, zo niet alles. Onze kleine man vindt het allemaal even prachtig. Hij kijkt met grote ogen naar de trekkers, vecht om uitgedeelde snoepjes, en geeft iedere deelnemer van de optocht hoogstpersoonlijk een high five. De subtiele humor van de carnavalsgasten ontgaat ‘m volledig. Zo mist hij de ontelbare doldwaze toespelingen op de naam ‘Knotsenburg’ (zo heet Nijmegen dezer dagen), hij mist de mannen in vrouwenkleren die ‘Bent over, boy’ op hun billen hebben staan en – hoe jammer – hij mist het levensgrote rijdende bankstel met daarop een bierton. Een bierton? ‘Ja-haaa, wij hebben een ton op de bank’.  

Ge-ni-aal.  

Eenmaal weer thuis zetten Max, A. en Ole - de verrader! – de zoveelste polonaise in. Het brengt me in verwarring. Ik maak deel uit van een carnavalsgezin. Hoe kan dat? Waar is het misgegaan? Help!

Zoals zo vaak is een nachtje slapen de oplossing van veel ellende. Vanmorgen kwam alles weer op z’n pootjes terecht. A. wil Max omtoveren tot ridder. “Zo leuk, alle kindjes van het kinderdagverblijf zijn verkleed, Maxi.” Maar Maxi is weer de oude. En brult: “Ik denk dat niemand verkleed is, mama. Ik wil het niet!” Resoluut smijt hij de maliënkolder, het schild, de helm en het zwaard in de vuilnisemmer.  

Voor één keer juich ik deze burgerlijke ongehoorzaamheid heel hard toe. Volgend jaar gaan Max, Ole en ik op mannenvakantie, naar Tenerife of zo. Dat kun je met een beetje slechte wil ook carnaval noemen. Maar je hoeft tenminste niet verkleed. Vamos, hombres!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten