woensdag 2 maart 2011

Schuldig

Ik heb mezelf beloond met een dagje vrij. Een snipperdag, zoals mijn schoonvader dat nog noemt met een mooi, bijna vergeten woord. Een vrije dag begint voor mij met een dampende kop zwarte koffie en de Volkskrant. Die spel ik uit van a tot z. Zelfs de immer abominabele column van Ronald Giphart kan mijn goede humeur niet bederven.

Het voelt een beetje als vroeger. Als spijbelen.

En dan schijnt de zon ook nog.

In de krant een mooi stuk over ‘schuldige woningen’. Huizen waar zich ooit de meest vreselijke gebeurtenissen hebben afgespeeld. Het Achterhuis natuurlijk, maar ook de zolder waar Sietske H. haar vier eigenhandig gedode baby’s bewaarde, of de griezelige kelderkerker van Marc Dutroux. Zoals Armando’s ‘schuldige landschap’ passief toekeek hoe tienduizenden joden werden gedeporteerd, zo grepen ook deze huizen niet in. Ze zagen de wandaden, de wanhoop, maar zwegen. En ze zwijgen nog steeds.

Misschien vergezocht, maar ik vind het een prachtig beeld.

Ik doe dat graag: levenloze spullen een menselijk gezicht geven. Zo kan ik serieus wat weemoedig worden als ik door een grauwe volksbuurt kom, langs zo’n rijtje dichtgetimmerde huizen, en ik zie daar een auto voor de deur staan. Of ik ontdek nog net een glimp van een haveloos gordijn tussen de planken. Dan schiet het door mijn hoofd: je zult maar als auto in deze buurt terecht komen. Of: je zult maar als gordijn hier opgehangen worden. En weten: hier kom ik nooit meer weg.

Met iets meer geluk had het heel anders kunnen lopen. Beter, vrolijker, welvarender. Arme auto, arm gordijn.

Raar? A. vond van wel. De eerste keer dat ik deze gedachte met haar deelde, zag ik haar denken: kan ik deze vent nog dumpen? Gelukkig was het daarvoor te laat. Inmiddels is ze eraan gewend, en kan ze er om lachen. En soms maakt ze schaamteloos misbruik van mijn oprechte gevoelens. “Zeg sanderpeterstekst, ik wil niet heel vervelend doen, hoor, maar denk wel eens: je zult maar de broek of de wc-pot van Sander Peters zijn. Dat is nog eens een treurig bestaan. Ofwel je ligt wekenlang vies weg te rotten op een stoel, onder een berg andere kleren, of je schreeuwt dagenlang tevergeefs om een fris doekje. Arme broek, arme wc-pot.”

Ik doe nog een kansloze poging om grappig te zijn (“Je zult maar de echtgenoot van A. zijn”), maar weet dat ze gelijk heeft. Ik ga mijn broek redden en de wc-pot een beurt geven. Maar ergens vind ik het slap van mijn gewaardeerde klerenbergstoel en wc-rolhouder dat ze me niet even gewaarschuwd hebben.

Hoezo schuldig huis?!     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten