vrijdag 24 februari 2012

Gezellige slappe zakken


“Papa, ik ben ongeduldig voor oma’s feest.” Het blonde kereltje naast me op de bank wrijft over z’n buik. “Buikpijn.” Hij kijkt er gekweld bij. Ik aai M. over z’n bol en verzeker hem dat dat straks meteen over is, zodra oma’s verjaardag begonnen is.
Ik kan het weten. Want die zenuwen, dat ongeduld en die bijna onstuitbare drang naar gezelligheid heeft onze driejarige vent van mij. Wedstrijdspanning noem ik het wel eens, grappend. Het komt er in elk geval dicht bij in de buurt. Het is een vreemde mix tussen verlangen en afkeer, tussen genieten van wat spanning en zenuwen om te ‘presteren’. En: het is angst, angst om iets te missen. Stel je voor, een feest zonder mij, zonder ons. Dat kan toch niet.


Afgelopen weekend vierde roomie J. haar verjaardag. Zaterdagavond, in de kroeg. Het klinkt vreemd, maar op zulke dagen ben ik al de hele dag ietwat gestrest. Gezonde spanning hoor, maar het kriebelt flink. Buikpijn. Meestal heb ik er vlak van tevoren weinig zin meer in, maar inmiddels weet ik: een halfuur en twee biertjes verder ziet de wereld er weer heel anders uit.
Zelfkennis komt met de jaren.
Deze keer is het niet anders. In een omgeving met veel bruine tafels en stoelen, een dikke barman, bier, pinda’s en een hoop slap geleuter over niks, ben ik altijd opvallend snel in m’n element. Al na een kwartier kan ik me niet meer voorstellen waarom ik gespannen was, laat staan waarom ik even geen zin meer had.
Ook weet ik nu al dat ik hier nooit meer weg wil. Althans, niet zolang er nog andere feestgangers overblijven.
Dat laatste, daar kan ik niets aan doen. Op mijn beurt ben ik genetisch beïnvloed door mijn vader. Ik kan me bijna geen afstudeer, trouw- of andersoortig feestje van mij of mijn zusjes herinneren waarbij mijn vader niet om 1 uur ‘s nachts met enig gepast geweld van de bar (en van een groepje leuke jonge meiden) losgerukt moest worden.

Voor mij was het deze zaterdag ook weer raak. Om twee uur ’s nachts had ik even een zwak momen; ik overwoog serieus om op te stappen. Toen het volgende biertje werd aangerukt, liet ik dat plan snel varen.
Een slappe zak inderdaad, maar wel een gezellige.
Uiteindelijk vond ik mijzelf rond half vijf thuis op de bank terug achter een immense stapel boterhammen met kaas. En met een paar duistere foto’s van mij en allerlei leuke vrouwen op m’n mobieltje.
‘Papa, ik lijk steeds meer op jou’, zong Stef Bos al.

Deze week vertelde A. mij met verbazing dat ze het nieuwe vriendinnetje van M. had gezien op het kinderdagverblijf. Het meisje, ook drie, had dik, golvend, glanzend, lang blond haar en poppenogen. “Een plaatje, net Candy”, zuchtte ze. “Hij zoekt ze verdorie wel uit, zeg.” Ik knik trots. En verheug me nu al op de feestjes van onze vent over een jaar of twintig. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten