Deze stukjes verschijnen dagelijks op hetiskoers.nl
9e etappe - ploegentijdrit
‘Tell us, guys!’
‘We…
…trai…
…nen…
…hier…
…al…
…tijden…
…voor…
…en…
…zijn…
…dan…
…ook…
…een…
…geoliede…
…ma…
…chine…
…lekker…
…dicht…
…in…
…de…
…kont…
…van…
…je…
…ploeg…
…genoot…
…kruipen…
…kop…
…over…
…kop…
…en…
…knallen…
…maar…
…nu…
…hopen…
…dat…
…Tejay…
…ons…
…werk…
…af…
…kan…
…maken…
…de…
…ko…
…mende…
…weken!’
‘Ok, good luck boys’
+++
8e etappe - Mûr de Bretagne
‘Wat is je eerste reactie?’
‘Tevreden.’
‘Geen moment gedacht aan de ritzege?’
‘Ik ben nog maar net terug.’
‘Enig idee waar je nu staat?’
‘De wattages die ik trap, stellen me gerust.’
‘Vergelijkbaar met je beste jaar?’
‘Nog niet, maar ik wil niks forceren.’
‘Vandaag moest je in het rood…’
‘Nee, ik bleef onder mijn omslagpunt.’
‘Ga je straks in de bergen ook de toppers volgen?’
‘Ik ga mezelf in elk geval niet opblazen.’
‘Wat is je doel de komende dagen?’
‘Sterker worden, verbeteren, geen schade oplopen.’
‘En in Parijs?’
‘Top-15 zou mooi zijn, top-10 super.’
‘En een etappe?’
‘Dat komt te vroeg.
‘In de Vuelta wellicht?’
‘Na de Tour staat alles in het teken van volgend seizoen.’
‘Oké, Robert, dank je wel!’
+++
7e etappe - Fougères
'Je komt er niet echt aan te pas.’
‘Keurig toch? Weer op het podium.’
*wipt met fiets en al bovenop de auto van Prudhomme*
‘Hoppakee, Christian, pas mal hein?’
*beukt de verbouwereerde Tour-directeur joviaal op de schouder*
‘Tevreden dus tot nu toe?’
‘Zeker. Bij de start genoten van de Nederlandse vrouwen…’
*Knijpt de passerende Bollentrui-miss in de fraai gevormde derrière*
‘Maar nog geen zege.’
‘Nou ja, ik heb de PR-dame van Skoda waar het halve peloton op geil….’
‘Een etappewinst bedoel ik.’
‘Ah ok, nee, dat wil nog niet vlotten.’
*slalomt met een wheelie door de drukte naar ploegbus*
‘Heb je Oleg al gesproken?’
‘Nee, nog niet. Ja, via twitter even…’
‘Die is zeker niet blij?’
‘Hij baalt van zijn roze haar en de uitgroei ja.’
*grijpt een Jupiler en opent die met z’n tanden*
‘Groen lonkt voor je…’
*grijnst veelbetekenend*
‘Wordt dat het grote doel voor de rest van de ronde?’
‘Ja, die is lekker hè, die PMU-chick. Moet lukken vóór Parijs.’
‘Oké, grazie Peto, succes met je eigen ronde op z’n Frans.’
+++
6e etappe - Le Havre
‘Wat is het verhaal van de dag?’
‘Te veel om op te noemen?’
‘Van buitenaf leek het een wandeletappe.’
‘Van binnenuit ook.’
‘…?’
‘We kletsen de tijd gezellig vol.’
‘Over barre helletochten, gruwelijke afdalingen en maffiose sportdirecteuren zeker?’
‘Nou, nie….’
‘Over moddervette bankrekeningen en peperdure sportwagens zeker?
‘Ik geloof da….’
‘Over afgevroren ledematen en horrorverwondingen.’
‘Ik denk dat ik je moet teleu…’
‘En natuurlijk over drank, drugs en lekkere blonde wijven…’
‘Ehm… nou… Robert tipte me over een goedkope babydump in Aalten.’
‘Aha.’
‘Bau heeft me uitgelegd hoe je luieruitslag tegengaat.’
‘Zo zeg.’
‘Ja, en Lau leerde me hoe je een kinderbedje in een camper plaatst.’
‘En de koers?’
‘Superleuk dat Zdenek hier wint. Het is ‘m gegund, heeft net een kleine.’
‘Dank voor dit inkijkje in Het Nieuwe Wielrennen, Lars.’
+++
5e etappe - Amiens
‘Pap in de benen?’
‘Te vroeg op kop.’
‘Hoe kan dat?’
‘Er reed niemand meer voor me.’
‘Waar was je treintje?’
‘In de derde en vierde groep.’
‘Mongolenwaaier?’
‘Dat zijn jouw woorden.’
‘Weinig moraal in de ploeg?’
‘Pap in de benen.’
‘Te veel klimmertjes mee?’
‘Vraag dat aan de ploegleiding.’
‘Boos?’
‘Wat denk je?’
‘Van wel.’
‘Klakske af.’
‘Ben je in paniek?’
‘Nee, moe.’
‘Van de zware Tour?’
‘Van dit soort gelul.’
‘Wij vragen, u draait.’
‘Nou, ik schijt op jullie.’
‘Thanks. […]
+++
4e etappe - Cambrai
‘Indrukwekkend!’
‘Verbaast me niets. Ik twitterde het al, vanochtend.’
‘Is dit vorm?’
‘Puur talent.’
‘Man van minutieuze voorbereiding?’
‘Listen: it’s just fucking talent.’
‘Parcours verkend dit voorjaar, neem ik aan?’
‘Ja, alle zes stroken drie keer.’
‘Zeven!’
‘Nee, drie keer. Zie Twitter, dit voorjaar.’
‘Nog een speciaal woord van dank aan de ploeg?’
‘No way. Ook alleen was het goed gekomen.’
‘Klein smetje: concurrenten niet eraf gereden.’
‘Had ik al voorspeld, op Twitter, gisteren.’
‘Was er extra spanning vooraf?’
‘Nee, minder, hooguit 6 bar.’
‘En nu, een goede borrel?’
‘Wij zijn sir Brad niet.’
‘Thanks Michelle, congratulations to your husband’
+++
3e etappe - Huy
‘Hoe is het?’
‘Ik heb betere dagen gekend.’
‘Wat gebeurde er?’
‘Sorry, ik miste even je vraag omdat de dokter mijn sleutelbeen rechtzette.’
‘Wat gebeurde er?
‘Geen flauw idee, eerlijk gezegd.’
‘Stuurfoutje?’
‘Voor ik het wist lag ik op de grond…’
‘En gleed je 30 meter over het asfalt…’
‘Excuus, wat vroeg je? De dokter trok net even wat loshangend vel van mijn rug.’
‘Ik zei: en gleed je dertig meter over het asfalt.’
‘(…)’
‘En viel het halve peloton over je heen.’
‘(…)’
‘En werd je een keer of vijf aangereden.’
‘(…)’
‘Welke verwondingen heb je?’
‘Au. En: au!’
‘De koers is geneutraliseerd. Eens?’
‘Pardon, wat zei je? De dokter zette zojuist mijn schouder terug in de kom.’
‘Ik vroeg: eens met de neutralisatie?’
‘Dacht het wel. Dit was buitencategorie.’
‘Wat vind je van hen die kritiek op de neutralisatie hebben?’
‘Putains de merde.’
‘Merci et guérissez bientôt, William.’
+++
2e etappe - Neeltje Jans
‘Het was weer mooi vandaag!’
‘Mooi weer? Ben je pazzo?’
‘Laten verrassen?’
‘Neuh, kwestie van opbouw. Pieken.’
‘Beter gezegd: van dalen.’
‘Ik ben een van de betere dalers.’
‘1 minuut 28 verlies. Vast niet ingecalculeerd.’
‘No pánico. Ik moet goed zijn in de derde week.’
‘Vino zal niet blij zijn…’
‘Hij stuurde me net al een berichtje.’
‘Strafexpeditie naar Kazachstan?’
‘Nee, hij vroeg of ik de spaghetti al dente wil vanavond.’
‘Had je deze etappe van tevoren verkend?’
‘Tien dagen wild gekampeerd op Neeltje Jans, deze winter.’
‘Met weinig resultaat.’
‘Eindelijk eens het Watersnoodmuseum bezocht.’
‘Conclusie: de Tour verloren vandaag?’
‘Parigi è ancora lontana.’
‘Grazie, Vincenzo.’
+++
1e etappe - Utrecht
‘Diep teleurgesteld, neem ik aan.’
’Dat mag ik niet zijn.’
‘Het moet een gigantische klap zijn.’
‘Wielrenners verliezen vaker dan ze winnen.’
‘De meest ondankbare plek, vierde, net naast het podium.’
‘Er zijn er 194 achter me geeindigd.’
‘Maar je had een droom…’
‘Met deze hitte slaap ik nauwelijks.’
‘Een lousy acht seconden verwijderd van de gele trui.’
‘Ja, negen te veel.’
‘Train je een heel jaar keihard, krijg je dit.’
‘Maar gelukkig fiets ik graag.’
‘Last gehad van de druk?’
‘Het was wel heel druk, ja.’
‘Heel Nederland rekende op je.’
‘Nou… mijn buurvrouw Netty kijkt niet naar de koers.’
‘Waar ging het mis vandaag?’
‘Toen Rohan Dennis reed.’
‘Te diep gegaan in Zwitserland?’
‘Neuh. Cancellara was daar ook.’
‘En nu, teleurstelling verwerken?’
‘Ja, en massage, eten, en slapen.’
‘Dank je wel, Tom.’
maandag 13 juli 2015
donderdag 21 mei 2015
Avondje uit
Na bijna zeven jaar kwam het er dan toch van. Ik huurde een oppas in. De vaste babysitters, opa en oma, hadden zich in een soort van threequarterlife-achtige crisis in een rondreis door Spanje en Portugal gestort en ja, je wilt er als jonge vader wel eens uit.
Het buurmeisje van zeventien bood uitkomst.
Voor vier euro per uur en wat borrelnootjes hoef je je weinig
te ontzeggen.
Eén appconversatie later (Hallo, kun je oppassen? Yep, when? Op woensdag 20
mei, vanaf 1900 uur? Ok, deal! Fijn, dank je wel. Echt fijn. Tot dan dan! Doeiiii X) en het was geregeld.
Dacht ik.
Want toen begon het pas.
Wat drinkt zo’n meiske in godsnaam? Kraanwater, zo bleek de
volgende dag toen drie anderhalveliterflessen Spa Lemon-Orange-etc me onaangeroerd vanuit de koelkast aankeken. En: wat doen ze de hele avond,
meiden van zeventien? Mijn vier pagina’s lange brief met aanwijzingen voor televisie,
dvd, decoders, afstandsbedieningen, supersonische opname-, voor- en
achteruitspoel-, en terugkijkfuncties, extra filmpakketaanbiedingen en wifikeys keurde ze geen blik waardig.
Ze las Grunberg.
En: fuck ja, wat als de jongens nog niet slapen als ik de deur uit
moet? ‘Pap, ga alsjeblieft nu weg’, zei mijn oudste
spruit vanaf de schoot van het buurmeisje, terwijl ze heel gezellig samen, verstrengeld in een soort van innige
omhelzing, een boek over de natuurlijke vijanden van de Maleisische Komodovaraan verslonden.
Ik moest maar eens gaan.
De film was langdradig, het bier smaakte lauw, ruim twee uur lang brandde de Samsung Galaxy in mijn zweterige
hand, minstens acht keer stuurde ik bijna een vet nonchalant appje (‘Alles kids daar?
;-)’) en stipt om 22.30 uur stond ik dolgelukkig maar uitgeput bij mezelf op de stoep.
Papa gaat stappen.
Het buurmeisje zat op mijn bank en las nog steeds Grunberg. Ze
keek een beetje knorrig op. Ik had haar rust verstoord. Ik duwde haar heel cool
wat euro’s in de hand, gooide met een zwierig gebaar mijn jas op de kapstok
en informeerde ontzettend-tussen-neus-en-lippen-door of het allemaal paletti
was gegaan met de boys.
'De jongetjes hadden
nergens last van', antwoordde het buurmeisje en verdween in de nacht.
Twee minuten later zonk ik weg in een diepe coma.
vrijdag 1 mei 2015
Jongens over meiden

Dan een dikke scheet. Opgeluchte lach. ‘Ik moet afwassen,
pap.’
Zomaar een doordeweekse avond en we voeren een echt gesprek.
Mannen over vrouwen. Jongens over meisjes. Ik verbaas me. Over hun woorden, hun
blikken, de openheid. Over de snelheid en vluchtigheid van alles.
Gisteren nog keken ze samen op tv naar My Little Pony, nu kijken
ze naar de meiden. Eergisteren nog voerden we een strijd om slapen zonder
speen, nu zijn ze verliefd. En vorige week huilde de oudste een halfuur om het
gemis van een knuffel, nu heeft hij verkering.
Ze zit tegenover hem in de klas, is ook zes en ronduit prachtig.
Dik glanzend pikzwart haar. Hij praat, grapt en grolt; zij lacht. Om hem? Naar
hem? Een verlegen, maar soms bijna superieure glimlach. Ze hebben al gekust. In
de klas, godbetert. Stiekem. ‘Pap, als je verliefd bent, voel je je blij en
verdrietig tegelijk. Wist je dat?’ Ik knik. En mompel iets als: ‘En zenuwachtig.’
Hij proest. ‘Nee joh, dat nooit. Ze vindt me superleuk, dat weet ik.’
De branie is nooit ver weg.
De jongste vertrouwt het me toe in bed. Zoals altijd bij hem
komen ontboezemingen onverwacht. Ik denk dat ‘ie slaapt. Plots een stemmetje: ‘Papa,
ik ben verliefd. Op F. Ze heeft zo’n mooi haar.’ Het is even stil. ‘Maar zij niet
op mij, denk ik. Ze wil niet met mij spelen in de huishoek.’ Ik overpeins mijn
antwoord. ‘Soms spelen meisjes juist niet met de jongetjes die ze leuk vinden’,
zeg ik. En weet meteen dat hij dat niet snapt.
Hoeft ook niet. De kleine man slaapt al. Zonder speen of knuffel.
vrijdag 5 september 2014
Domme pech
Volgende week is het zover. Tweeëntwintig jaar en één
dag na het overlijden van mijn zus brengen mijn moeder en ik een bezoek aan de
afdeling klinische genetica van het Radboud UMC. Experts gaan onderzoeken of de
resterende leden van onze familie een groter risico dan gemiddeld lopen om zomaar
op onverklaarbare wijze dood neer te vallen.
Best spannend dus.
Om een beetje beslagen ten ijs te komen,
hebben we het medisch dossier van destijds er nog maar eens bij gepakt. Vier lousy kopietjes zijn het – vergeeld,
gekreukt en bijeengehouden door een kromgebogen nietje.
Een pijnlijk gedetailleerd, kil-zakelijk verslag van de
laatste levensdagen van mijn zusje.
Ik lees en google en lees en google. En probeer alles
te begrijpen. De medische uitleg althans, want écht begrijpen dat een
kerngezonde meid van 20 jaar oud plotseling ineenzakt, is weer een ander
verhaal.
Conclusie van de artsen: voor 99 procent zeker is Brechje
overleden aan een myocarditis (voor de niet-ingewijden onder ons: een ontstoken
hartspier, als gevolg van een virus). De belangrijkste vraag blijft echter
onbeantwoord: waarom overleed zij, terwijl jaarlijks een miljoen landgenoten
hetzelfde overkomt zonder ernstige gevolgen?
Dat knaagt.
Nog steeds.
En nu is er dus de relatief jonge genetische
wetenschap. Stel: ze vinden straks iets geks of afwijkends in de familie. Is er
dan ineens toch een soort van reden voor alle ellende? Een betere reden dan
‘domme pech’?
En welke impact heeft zo’n ontdekking op ons leven en
dat van de jongste Peters-generatie? Wat kunnen ‘we’ tegenwoordig preventief
doen? Wat willen we zelf?
Maar vooral: hoe zuur dat Brechje’s overlijden nodig
was om dit allemaal te weten te komen.
Dat heeft toch verdomd veel weg van domme pech.
Voor haar
verandert er maar bar weinig.
maandag 12 mei 2014
Militair
Ik ga naar de kapper. Ilse heet ze. Mijn opdracht aan Ilse is helder: achter, bovenop, aan de zijkant, overal lekker kort. Standje 2, in
vakjargon.
Voor de dirty minds: ik heb het over de afstelling van de
tondeuse.
Gelukkig weet Ilse van wanten. (Ook nu heb ik het over de
professional in Ilse). Ze is reuze handig met de tondeuse. Nog geen tien
minuten na mijn binnenkomst veegt ze de laatste kriebelhaar uit m’n nek.
Hopsakee.
Hopsakee.
En verdorie: er staat een heel andere man op uit de stoel.
Lekker kort is een understatement. Het is echt kort. Heul kort.
Dit schreeuwt om een nieuwe profielfoto op Facebook. Eens
kijken wat de kijkertjes thuis ervan vinden.
De reacties laten niet op zich wachten. Erg verrassend is
het niet; wel grappig. Het gaat over borsthaar, een hoekige kop,
en een ietwat hoog voorhoofd.
Natuurlijk komt de vergelijking
met Theo Maassen voorbij. En ja, je kunt mijn hoofd nu ook omdraaien, zeg maar. ‘Lachen
man, hij heeft evenveel haar op z’n hoofd als op z’n kin.’
Er is één iemand wiens mening over standjes en zo ik
uitermate serieus neem. Wanneer deze persoon mij een dag na het kappersbezoek in
real life ziet, wrijft ze teder over mijn ruwe borstelkop en zegt dan,
verrukt: ‘Je bent net een militair.’
Uit haar mond klinkt het als een heerlijk compliment.
vrijdag 2 mei 2014
Humaan doodmaken
Kronkelend, kotsend, schuimbekkend: zo moet de ter dood veroordeelde
Clayton Lockett erbij hebben gezeten (gelegen?) nadat hij de fatale injectie toegediend
had gekregen.
Een uurtje en extreem veel pijn later begaf zijn hart het.
Missie geslaagd, moordenaar dood.
Opgeruimd staat netjes.
Toch?
Nee, zei het Witte Huis (lees: Obama). Want: ‘Deze executie
was niet humaan.’
Wijze woorden van Barack.
Iemand doodmaken, alla, maar je mag de stakker niet te veel
pijn doen. Dat is nu ook weer niet nodig.
Niet netjes. Onbeschaafd.
Al dat braaksel en schuim en dan die uitpuilende ogen. Geen
prettig gezicht.
Gelukkig deed het gevangenispersoneel op tijd de gordijntjes
dicht.
Nee, inhumaan executeren, dat doen ze in achterlijke culturen.
In bandietenstaten als Rusland. Of in de As van het Kwaad.
Niet in de Verenigde Staten. Daar bestaat het gelukkig nog: humaan doodmaken.
vrijdag 4 april 2014
Exit homo ironicus
Een paar weken
terug schreef ik een blog over Syrië. Niets bijzonders, zou je
denken. Maar dat is wel zo, want het was een heel serieus stukje. En dat, dat was
alweer een tijdje terug, moet ik bekennen. Hoe langer ik erover nadacht, steeds
meer landde het besef: ook ik ben besmet met het ironievirus.
Ik ben een
homo ironicus. En daar baal ik van.

De minder-Marokkanen-van-Wilders-discussie
spreekt wat dat betreft boekdelen. De meeste mensen die boos, geschrokken of
geërgerd waren, lieten dat blijken via ironisch commentaar. “Minder,
minder, minder #PVV’ers ;-)”. Enzo.
Handig, want
dan kun je altijd twee kanten op.
Want wie jouw boodschap serieus neemt, denkt: “Goed hoor, dat dit nu eens gezegd wordt!”. En
wie denkt: “OMG, dat is wel erg betrokken, zeg, jeeeetje, wat ben je serieus
vandaag!”, die haalt opgelucht adem bij het zien van de ;-) of het grijnzende
gele mannetje.
Ontsnappen is dus vrijwel altijd mogelijk.
Het is als een disclosure. Of zoals dat vingertrucje, vroeger: “Slotje. Telt niet, lekker puh.”
Het is als een disclosure. Of zoals dat vingertrucje, vroeger: “Slotje. Telt niet, lekker puh.”
Maar toen
waren we tien. Nu zijn we twintig, dertig, veertig, weet ik het. Te oud voor kinderachtige
gêne in elk geval. Te oud voor puberale stoerheid ook.
Ik wil het
niet meer. Ik snak naar een post waarvan ik weet: dit is echt. Gemeend. Niet alleen zou een onsje minder ironie goed zijn voor de samenleving als geheel (zonder dat ik overigens terug wil naar de humorloze linksige drammerigheid van de jaren '70 en '80), ik merk
ook dat ik mensen die wél zonder aarzelen voor hun smaak of mening durven uitkomen, meer
waardeer.
Dat is
namelijk best dapper, in de leeuwenkuil die Twitter heet of in het theeroddelkransje
dat Facebook heet en waar al je vrienden (en vrienden-van-vrienden-van-vrienden
je op de voet volgen), toegeven dat je iets écht mooi of eng of moeilijk vindt.
Straks
vinden ze je nog stom.
Straks willen ze niet meer met je spelen.
Dan kun je
maar beter zeggen dat je voorliefde voor - ik noem een dwarsstraat – Rob de Nijs
een guilty pleasure is. Dat ze wel
zien dat je smaak hebt. Dat je weet hoe de code luidt. Dat je begrijpt dat Rob
de Nijs hooguit camp is. Of beter: mag
zijn.
Treurig. En laf.
Ik ga mijn
leven beteren. Mijn ironieverslaving afbouwen. Vanaf nu ga ik minimaal één keer
per week een bloedserieus stukje schrijven. Check! En wekelijks schaamteloos een
bloedserieus bericht posten op twitter en facebook. Over iets dat ik mooi vind.
Een
pleasure zonder enige vorm van guilt.
Het eerste
in de rij geef ik nu vast prijs: ik houd van Zuid-Amerikaanse panfluitmuziek.
Dus.
Wie volgt?
(En o ja,
ik ben nog steeds boos op Wilders. En ik vind het eng dat een intelligente man
zo’n minachting voor de vrij recente geschiedenis aan de dag legt. Schandalig!)
dinsdag 18 maart 2014
Oorverdovend stil
Klein en teer is ze.
Breekbaar. Bedeesd kijkt ze naar beneden als ze haar verhaal doet in het
Amsterdamse debatcentrum De Nieuwe Liefde. De 27-jarige Maha Ghrer leidde
naar eigen zeggen een ‘normal life’ als lerares Engels in Aleppo – de
burgeroorlog ten spijt. Tot anderhalf jaar geleden het noodlot toeslaat. Haar
man Mustafa Qarman sterft bij een aanval met een mortiergranaat.
Het gebeurt voor haar ogen.
Sindsdien is Maha Ghrer, net als miljoenen
landgenoten, op de vlucht. Verdreven van huis en haard. Ze komt terecht in het
Zuid-Turkse Gaziantep, van waaruit ze de oprichting van de Mustafa Qarmanschool
en vijf andere basisscholen coördineert. Scholen die door achtergebleven
medestanders worden bestierd om de kinderen van Aleppo – te midden van de
onbeschrijflijke puinhopen en ellende – toch ‘gewoon’ onderwijs te bieden.
Rekenen, lezen, geschiedenis, topografie en
gymnastiek. En spelen op het schoolplein, natuurlijk.
Ook Syrische kinderen groeien graag op in harmonie en
vrede.
Ik kijk naar de tengere vrouw. Onrustige ogen,
gepijnigde blik. Ze lijkt niet op haar gemak. Alsof ze liefst zo snel mogelijk
weer aan de slag gaat. Waarschijnlijk is dat ook zo. Maar ze heeft een missie.
En daarvoor moet ze hier in het verre Nederland haar verhaal doen. Het verhaal
van gewone Syriërs. Een verhaal van angst, verdriet en pijn, maar zeker ook een
verhaal van kracht.
Het verhaal dat we hier nauwelijks horen.
Stil is het rond Syrië. Oorverdovend stil.
En oogverblindend leeg is de bankrekening van de
samenwerkende hulporganisaties. Vijf miljoen euro is er ingezameld. Ter
vergelijking: de aardbeving op de Filippijnen, met naar schatting vijf procent
van het aantal dodelijke slachtoffers en dakloze vluchtelingen, bracht 36
miljoen euro op.
Ruim zeven keer zoveel.
Hoe dat komt? Meest schrijnende ‘argument’:
natuurrampen kennen slechts slachtoffers in de ogen van potentiële gevers. En
een burgeroorlog? Daar zijn mensen verantwoordelijk voor. Mensen die ruziën.
Eigen schuld, dikke bult? Zoiets. En stel je voor: straks ‘spek’ je juist de bad guys.
Dan maar beter niets geven.
En het zijn ook nog eens moslims natuurlijk. Die maken
er sowieso altijd een potje van.
Ik kijk weer naar Maha Ghrer. En luister naar haar
stem. Zacht, maar beslist. ‘Wat heb je nodig?’, vraagt de gespreksleider.
‘Geld’, antwoordt ze. ‘Alleen geld.’
En een stevige portie medemenselijkheid, mompel ik in
gedachten.
Ook Syriërs leven graag in harmonie en vrede.
www.adoptarevolution.nl
www.denieuweliefde.com/syrie
donderdag 27 februari 2014
Navel
‘Gaat u daar maar liggen, bovenlijf graag even ontkleden.’
De
huisarts gebaart naar de roestbruine behandeltafel.
‘U heeft last van een ontstoken navel?’
‘Soms is het even weg, dokter, maar het keert steeds terug.’
De huisarts buigt zich over de plek des onheils. Hij
frunnikt wat aan de navel en diens directe omgeving – mijn rijkelijk behaarde buik.
Dan knikt 'ie. ‘Ingegroeide haartjes. Iedere dag even de losse
haren uit de navel verwijderen, dan moet het probleem verholpen zijn. Zo niet,
dan kunnen we plastische chirurgie overwegen.’
Ik schrik. Plastische chirurgie? ‘Is dat niet raar, dokter? Dat ik dan overal haar
heb, behalve rond mijn navel?’
De arts kijkt me aan over zijn bril - nadenkend. ‘Dat zou inderdaad
vreemd zijn.’
En dan, licht spottend: ‘Andere optie is dat we uw navel iets
meer afsluiten.’ vrijdag 7 februari 2014
Maniakale obsessies
Nu, een slordige 25 jaar later, blijk ik daar niet in
geslaagd.
Ik zit in een Fats-Domino-fase. Een maniakale obsessie is
het, niets meer en niets minder. Even Spotify raadplegen: zojuist heb ik voor
de 32e keer deze week het ‘Best of…’ album gedraaid. Het is dat ik
ook nog wel eens slaap, anders zou dat aantal zeker dubbel zo hoog liggen.
En oké, ik ontzie mijn roomie J. ook een beetje. Je kunt
iemand die Eddy Vedder goed vindt, nu eenmaal niet alles leren….
Zodra ik thuiskom, gaat de laptop open en klinkt de opzwepende
black rock ’n roll van The Fat Man al
snel door het huis. Blue Monday,
Blueberry Hill, Going to the River, en mijn persoonlijke favoriet ‘Whole Lotta Loving’
– heerlijk, al die hits.
Vooral tien keer achter elkaar.
Maar: waarom Fats Domino? Waarom deze fetisj voor een swingende
creool (Fats’ eigen terminologie, red.)?
Belangrijkste reden: ik word er blij van! Als ik die
2-minuten-durende-pareltjes hoor - de achtergrondmuziek, de koortjes, het southern accent van Fats - en niet te
vergeten als ik de gulle lach op dat zweterige, kinderlijk-blije hoofd zie, dan
breekt de zon door.
Sorry voor de clichés.
Het gevolg: ik doe deze weken regelmatig een dansje. En dat
maakt anderen in huis weer erg vrolijk. ‘Papa, gaat alles wel goed met je?’ ‘Zeker,
jongen, papa is nu eenmaal gewoon een ontzettend coole swingbeer’.
Woopee.
Goddank verkeren mijn huisgenootjes nog in de
pre-ikschaammevoormijnvader-fase.
Maar zoals dat nu eenmaal met de liefde gaat: ook mijn Fats-Domino-crush
is eindig. Ik geef het nog een dag of vier, vijf. Dan is het hoog tijd voor een
ander. Wie of wat? Geen idee. Eén voorwaarde: de ander moet passen bij mijn
overheersende stemming deze weken: blij.
En ik moet mijn dancing
skills kwijt kunnen.
Iemand suggesties?
maandag 27 januari 2014
Pasfoto van man-met-baard
Ik ben mijn halve portemonnee-inhoud kwijt. Mooi klote. Maar gelukkig is er de gevonden-voorwerpen-lijst op www.nijmegen.nl. Helaas, zo zie ik meteen: geen rijbewijs en andere documenten van S. B.Peters, maar er gaat een wereld
voor me open.
Het is een lijst om van te smullen.
Zo is er iemand die een kliko gevonden heeft. Een groenbak
dus. Er is ook iemand die ‘m is kwijtgeraakt, blijkbaar. Je zou zeggen: het moet
toch opvallen als zo’n container uit je broekzak valt. Niet dus.
Dan is er Henk. Die is zijn gouden trouwring kwijt. In de
ring staat een naam gegraveerd. ‘Inscriptie: Henk’, lees ik. Waarschijnlijk had
Henk een leuke avond in de kroeg. Met een of meer leuke vrouwen. En zonder de
vrouw van Henk.
Andere eyecatchers uit de gevonden-voorwerpen-voorraad:
- In de categorie ‘ik ben nog aan het worstelen met mijn geaardheid’:
een roze nylontasje met zes halve liters bier.
- in de categorie ‘ik ontdoe mij vlak voor het politiebureau
van het moordwapen’: een heuse klauwhamer.
- in de categorie ‘beter kwijt dan rijk’: een boekje van
Peter R. de Vries.
- in de categorie ‘hopeloos’: mapje pasfoto’s van man-met-baard.
- in de categorie ‘student zonder vaste woon- of verblijfplaats’:
toilettas met studieboeken.
- in de categorie ‘je kunt ook te eerlijk zijn’: een briefje
van 50 euro.
- en tot slot, mijn persoonlijke favoriet: ‘een opvouwbare
kinderbox (denk ik).’
Dank, dienstdoende-agent-zonder-kinderen-maar-mét-humor. Ik
heb in tijden niet zo gelachen op de maandagochtend.
vrijdag 24 januari 2014
Hola!
Vijf uur te overbruggen tussen twee afspraken op locatie. Dan
maar een werkplek-met-wifi-en-stopcontact zoeken.
Ergens in de krochten van Hoog
Catharijne kom ik terecht bij Seats2meet.
Ik vul – dat is verplicht, zegt de baliestudent – mijn beroep in en zie op de
lijst dat er vandaag veel ict-deskundigheid in
house is.
Eenmaal in de werkruimte wordt die ontdekking snel
bevestigd.
Veel mannen met onduidelijke truien.
Ze rammen driftig op piepkleine notebookjes. Of praten
fluisterend over mij onbekende begrippen als encrypties, slashdots, processors
en – hé, dat ken ik – lekkere chicks.
Aan de lange tafel voor mij zit een vriendelijke jongeman.
Hij schrijft in een schriftje. En kijkt soms met een peinzende blik in twee vuistdikke
boeken die voor hem op tafel liggen. Op de kaft ontcijfer ik het woord 'Hola!'.
Zijn buurman – type klassieke nerd - die
twee stoelen verderop boven zijn laptop hangt, gluurt al enige tijd langs zijn immense brilmontuur stiekem
naar de ijverige jongen.
Na een kwartier staat hij op, loopt naar de jongen toe en vraagt: “Dat Hola hè, is dat een nieuwe programmeertaal ofzo?” Hij wijst op de twee
boeken.
De jongen glimlacht vriendelijk en antwoordt: “Nee, dat is
een cursus Spaans.”
zondag 12 januari 2014
Non-verbale waarheid

Het gaat om lichaamstaal. Non-verbale expressie.
De rest is ruis.
Ja, het is een ontdekkinkje.
Neem Boer Zoekt Vrouw. Leuk concept, maar er zat na een jaar
of tien wat sleet op. Hoeveel leuker is het programma ineens nu ik de
volumeknop op nul heb gezet! Niet alleen kun je gewoon lekker naar Damien Rice luisteren
in plaats van naar onverstaanbaar boers gemurmel of Yvons kokette zachte g. Ook
kun je ongestoord je fantasie de vrije loop laten.
Ik zie boer Jan, de zwijgzame kippenboer die ooit in de Canadese
outback is neergestreken. Ik kijk naar z’n geniepig dichtgeknepen spleetoogjes
en weet ineens: deze man heeft een griezelige sekskelder.
Of neem het ouwere-hippie-trio dat geitenboerin Marijke naar Bonaire heeft meegetroond. Ze huggen elkaar iedere dag vijftien keer, maar kijk naar de verbeten tronie van Limburgse Patrick en weet: onder de gemoedelijke oppervlakte van de gezellig-alternatieve sikjes en kettinkjes borrelt een verderfelijke poel van haat, strijd en nietsontziende hypocrisie.
Of neem het ouwere-hippie-trio dat geitenboerin Marijke naar Bonaire heeft meegetroond. Ze huggen elkaar iedere dag vijftien keer, maar kijk naar de verbeten tronie van Limburgse Patrick en weet: onder de gemoedelijke oppervlakte van de gezellig-alternatieve sikjes en kettinkjes borrelt een verderfelijke poel van haat, strijd en nietsontziende hypocrisie.
Daar gaan kale koppen rollen.
Alle gekheid op een stokje: ik kan iedereen mijn nieuwe hobby
aanraden. Zonder de afleiding van woorden (met alle aanverwante associaties, (on)bedoelde betekenissen en dubbele bodems) ben je als vanzelf meer gefocust op gezichten. Op
bewegingen. Reflexen. Op de blik van mensen wanneer ze elkaar aankijken, of juist
niet. Je ziet plots ieder klein teken van sympathie, afkeer, afgunst,
verlegenheid of andere (onderdrukte) emoties. Signalen die voorheen onbeduidend
leken, of diep verborgen waren. Voor mij als woordenman-van-beroep-en-nature tenminste.
Echt: er gaat een non-verbale wereld voor me open.
Mijn uitdaging voor 2014? Het volume in mijn echte leven wat
vaker uitschakelen. Benieuwd welke inzichten me dat oplevert…
zondag 5 januari 2014
De trui en ik
Een wijs
iemand vertelde me onlangs dat lelijke vesten en truien weer in zijn. Hipster
die ik ben, heb ik onmiddellijk een Mart-Smeets-trui gekocht. Het is even wennen,
maar ik begin me er steeds beter in te voelen. Ik groei in de trui. Niet
letterlijk overigens, want de groene drab die ik dagelijks twee keer tot mij
neem, heeft mijn lichaamsgewicht drastisch teruggeschroefd. Dat belooft wat
voor het komende fietsseizoen.
Terug
naar de trui.
Hij is
grijs. Met een rood en blauw werkje erdoorheen. Nee, geen rendieren of kerstbomen,
gewoon onduidelijke patroontjes. Sneeuwvlokjes of zo. En, heel kenmerkend: de trui
is van wol. Kriebelige wol. Dat is wel een nadeel, nu het buiten niet onder de
10 graden komt. Ik zweet me lek. Wat mijn lichaamsgewicht weer ten goede komt.
(Dat
belooft wat voor het komende fietsseizoen.)
Een paar
dagen geleden droeg ik de trui tijdens een avondje in de kroeg. Ik ontving opvallend
veel bewonderende blikken. Vooral vrouwen lusten wel pap van mannen in dit
soort truien, zo werd me snel duidelijk. Het meisje dat bediende vroeg twee
keer of ze nog iets kon betekenen voor mij. Ook stak ze zomaar een kaarsje aan
op onze tafel. Ik werd er bijna verlegen van. Overigens zag ik ook menig man jaloers
mijn kant op kijken. Ik snap dat wel. Zij willen er ook graag extreem hip en tegelijk
rauw mannelijk uitzien.
Gisteren
werd mijn goede gevoel over de trui nog eens bevestigd. Ik sprak een via-via-bevriende
fotograaf, die een eigen studio heeft. Hij bekeek mij en de trui en zei: "Eigenlijk
hè Sander, ben jij een perfect fotomodel." Ik lachte wat ongemakkelijk en mompelde
iets als ‘ben je mal’, maar dacht tegelijk: "Ik ben ontdekt. Eindelijk. Mijn
carrière krijgt vorm."
De man keek
nog eens, knikte goedkeurend en zei toen: "Dat baardje, die lach, en ja, die
trui: je hebt echt de perfecte uitstraling voor zo’n catalogus. Van de Wehkamp
of zo."
zaterdag 4 januari 2014
Prachtige ontdekking
Een greep uit mijn multimediale leven van deze week. Behalve
mailen, sms’en (met mijn ouders!) en
appen (ook audioboodschappen, een soort telefoon après la lettre eigenlijk),
maak ik volop foto’s en filmpjes met mijn iphone en stuur die via whatsapp, facebook,
twitter en instagram de wereld in. Via dezelfde social media bekijk ik
dagelijks tientallen foto’s en filmpjes van anderen en like ze (soms). Ik telefoneer bij voorkeur via facetime of skype met
webcambeeld. Als ik iets moet onthouden, spreek ik een boodschap in op mijn
dictafoon-app. En mijn muziek (itunes en spotify) heb ik altijd en overal bij
me: thuis op de laptop en buiten de deur op mijn iphone.
Het is bijna niet meer voor te stellen, maar mijn ouders moesten
het doen met een fototoestel. Met rolletjes. Die in de winkel binnen een paar
dagen ontwikkeld en afgedrukt werden (echt!). Ja, het is heel leuk en vet-retro
om fotoboeken door te bladeren, maar ik ervaar het echt als een gemis dat ik niet
beschik over bewegend beeld of geluiden uit mijn kinderjaren (vergeet een paar krakende cassettebandjes). Punt is namelijk
dat je zo snel vergeet hoe iemand beweegt of klinkt als die persoon er niet
meer is. Een foto is een momentopname. En slechts één klein deel van de
realiteit. Doodzonde, tenminste als dat fotoboek het enige is dat je geheugen voedt.
Ik was dan ook aangenaam verrast (zacht uitgedrukt) toen mijn
moeder me een paar maanden terug een dvd-tje in de hand drukte met de begeleidende
woorden: “Hier staan beelden van Brechje op. Toen ze elf of twaalf was.”
Wat? De? Fuk?
Bestaan die dan?
Waarom wist ik daar niets van?
Mijn ouders bleken tot vlak hiervoor ook niet op de hoogte.
Ouders van een schoolvriendinnetje van Brechje hadden grote schoonmaak gehouden
en waren daarbij gestuit op bewegend beeld van talloze kinderfeestjes. Op een van de
korrelige filmpjes – de vader was een early adapter – hadden ze mijn zusje herkend
en meteen een kopie voor mijn ouders gemaakt. Hoe tof!
Samen met mijn vader en moeder bekeek ik de beelden. Razend
spannend vond ik het. Ook emotioneel? Vreemd genoeg viel dat mee. Het was meer een feest
van herkenning - ja, zo was ze! Die stem, die blik, die motoriek.
Mijn bijzondere zusje,
veel te vroeg overleden.
Het meest opvallende vond ik nog wel dat het elfjarige
meisje dat tijdens het feestje met een stuurs gezicht op de bank lag, terwijl
de andere grieten gezellig spelletjes deden, me in heel veel opzichten deed denken aan iemand uit mijn
zeer nabije omgeving. Hij is 3 jaar oud en heet Ole.
Een prachtige ontdekking eigenlijk.
Nogmaals dank, Marien en Berthe!
dinsdag 31 december 2013
Jeugdheld in Minsk
Kerstvakantie. Je moet wat, dus ik mest mijn huis uit. Diep
achter in de keukenla stuit ik op een vergeeld, verkreukeld papiertje. Er zijn met
zwarte pen twee handtekeningen op gezet – de een met zwierige krulletters,
de ander in een iets minder fraai handschrift.
Ik ontcijfer de naam van Bob Maaskant – oud-voetbaltrainer, spelersmakelaar én buurman van mijn opa en oma. De andere krabbel moet van zijn zoon Robert zijn. De atletische jongen met de stoere krullenbol was mijn jeugdheld. Robert speelde bij Ajax. Ieder jaar met oud & nieuw schudde ik hem de hand. En nu had ‘ie onder z’n handtekening geschreven: ‘Sander, kerel, veel succes met voetbal!’ Wauw.
Ook toen Roberts grote doorbraak als voetballer uitbleef, volgde ik hem. Hij werd trainer. Kroonprins noemden ze hem. De jonge, goedgebekte en bijzonder ambitieuze Robert was de coming man van het trainersgilde.
Drie weken terug werd mijn oude jeugdheld – 45 nog maar – ontslagen bij zijn elfde profclub: Dinamo Minsk.
Ik ontcijfer de naam van Bob Maaskant – oud-voetbaltrainer, spelersmakelaar én buurman van mijn opa en oma. De andere krabbel moet van zijn zoon Robert zijn. De atletische jongen met de stoere krullenbol was mijn jeugdheld. Robert speelde bij Ajax. Ieder jaar met oud & nieuw schudde ik hem de hand. En nu had ‘ie onder z’n handtekening geschreven: ‘Sander, kerel, veel succes met voetbal!’ Wauw.
Ook toen Roberts grote doorbraak als voetballer uitbleef, volgde ik hem. Hij werd trainer. Kroonprins noemden ze hem. De jonge, goedgebekte en bijzonder ambitieuze Robert was de coming man van het trainersgilde.
Drie weken terug werd mijn oude jeugdheld – 45 nog maar – ontslagen bij zijn elfde profclub: Dinamo Minsk.
donderdag 19 december 2013
And the Oscar goes to... Linus!

Er is één lichtpuntje. Of beter: een lichtbundel.
Iedere ochtend rond de klok van half acht trakteert het
onvolprezen Zappelin ons op de kinderserie ‘Kerst met Linus’ (ben even de
originele Noorse naam kwijt). Drie Peters-mannen – twee kleine, een grote –
volgen met het ontbijtbord op schoot ademloos de avonturen van de kleine Linus
en z’n vriendjes Asa, Akaya, Nure, Victoria en Borre (waar op mijn toetsenbord zit
die gekke o met schuine streep erdoorheen, red.).
Plaats van handeling: een godverlaten oord met niets dan naaldbomen, sneeuw en
een paar rode en gele houten huizen. Een naargeestig gehucht diep in de Scandinavische
outback waar de zon zich overdag
slechts een paar uurtjes durft te tonen.
Reden genoeg om je dood te drinken of om de serie keihard te
boycotten, maar dat doen wij niet in huize Peters.
Integendeel. Wij zijn fan. Ik ben fan!
Linus is namelijk de beste kinderserie ooit. Maar vraag me
niet waarom. Waarom? Het verhaal is niet bijzonder, de personages evenmin. Er
gebeurt eigenlijk niet vreselijk veel enerverends en erger: iedereen draagt skipakken
of martsmeetstruien. Er wordt bovendien ook ergerlijk veel warme drank uit grote
mokken gedronken. Dat ook.
Maar waarom ben ik dan fan-voor-het-leven?
Er zijn drie redenen.
Reden 1: De vrijheid die Linus en zijn matties genieten (en
die ze krijgen van hun ouders), daar kunnen hedendaagse Nederlandse kinders
slechts van dromen. Het is zoals in mijn eigen jeugd (Opa vertelt, red.): je klimt in een boom of op een
dak en dan val je naar beneden. Dat doet pijn en je krijgt op je kop. De volgende
dag doe je het weer. Het is namelijk gaaf. En spannend. En je moet iets.
Bovendien: kinderen doen dat soort dingen. Heerlijk. Het is verdorie gewoon ordinair
jeugdsentiment. And I love it.
Reden 2: zoals in elke succesvolle kinderserie (of –boek) is
de verhaallijn uitgesplitst in twee niveaus. Een niveau gaat over leegstaande
spookhuizen, enge wakken in het ijs, keiharde sneeuwbalgevechten, sensationele
sleeraces en wie-is-bevriend-met-wie-en-wie-vindt-wie-stom. Dat is de afdeling
van de Peters-mannen kleiner dan 1.30 meter. Laag twee toont de ouders en hoe
die met hun kinderen omgaan En – vooral – hoe ze met elkaar en hun (schoon)ouders
omgaan. Fan-tas-tisch. Linus’ papa Marvin steelt de show: een grote, brede,
kale vent met de mentaliteit van een 5-jarig jochie. Mijn muppets hebben hier
geen weet van, maar ik lach me dood.
Reden 3 ten slotte: de moeder van Linus. Of beter gezegd:
Benedikte Lindbeck (lang leve Google). Iedere midlifepapa-met-kinderen in mijn
omgeving is verliefd op haar. Ik ook. Lang, rood haar (houd ik normaal niet
van, maar bij Benedikte is het prachtig), volle lippen, een lieve warme
uitstraling en wat ook in haar voordeel spreekt: ze houdt onvoorwaardelijk van
Marvin-het-grote-kind.
Dat zien wij mannen nu eenmaal graag.
O ja, en ze draagt altijd supersexy rendiertruien. Jummie.
dinsdag 3 december 2013
Adresboekjes vol neukertjes

Ik mailde en mailde en mailde me suf, maar gevreeën werd er
niet. Niet door mij althans.
Trouwens, ik had er ook helemaal geen trek in.
Niet dat de dames die op mijn beeldscherm verschenen, onaantrekkelijk
waren. Integendeel: ze waren er in alle soorten en maten, en zeker ook in mijn favoriete
maten.
Nee, het zat ‘m meer in de tekst. Toen ik de 750 vrijgezelle
Nijmeegse vrouwen tussen de 28 en 40 op basis van een strenge visuele inspectie
had teruggebracht tot behapbare (pro)porties, begon ik te lezen. Hoe omschreven
Steffie81, MirandaXXX en Esthertjuuuh zichzelf? Wat zochten Simoontje, Sweety
en Pumpkin in een man? En: waarom hadden Kroel, Krullie en Womanoftheworld hun
toevlucht gezocht tot deze online vleeskeuring?
Ik las en las en las en werd er niet vrolijk van.
Mijn gevoel van onbehagen laat zich het best illustreren aan
de hand van een kwantitatieve analyse. Komt-ie.
Van de 300 knappe singles in de directe omgeving van mijn
woonhuis:
- begonnen er 299 met 'hé hoi, jij daar!'
- hadden er 299 ondanks bedenkingen over internetdaten
toch maar de stap gezet, want ‘wie niet waagt, die niet wint’ en ‘ze hadden ook
allemaal goede verhalen van vriendinnen gehoord, dus ja…’;
- hadden er 299 een SUPERleuk en SUPERdruk leven met SUPERveel
lieve vriend(inn)en
- misten er 299 een man die hun leven ‘afmaakte’ en o ja, om
al dat moois mee te delen
- waren er 299 op zoek naar een ‘maatje’
- hielden er 299 van reizen naar onbekende bestemmingen
- vonden er 299 het leuk om ‘leuke dingen te doen samen’ en
vonden er 299 mooie spullen mooi
- dronken er 299 graag een goed glas wijn op de bank
- keken er 299 graag op zondag in bed een serietje (of drie
boxen met serietjes)
- zochten er 299 een sprankelende, grappige, slimme,
zelfverzekerde man die zijn ‘zaakjes op orde heeft’ en ‘niet bang is om stappen
te zetten in het leven’
- excuseerden 299 zich voor het cliché dat het uiteindelijk
toch echt om ‘die ene mysterieuze klik’ gaat.
Zucht.
Gelukkig was daar nummer 300. Een vrouw zonder sociaal
leven, zonder lieve vriendinnen, met een hekel aan leuke en mooie dingen en zeker
aan onbekende bestemmingen, met een reisfobie en al jaren naarstig, ja noem het gerust neurotisch via
internet op zoek naar een humorloze, angstige, depressieve en kinderachtige man
met bindingsangst.
Maar hé, ze is PRACHTIG. En we voelen een ENORME klik. Dat
dan weer wel.
Abonneren op:
Posts (Atom)