vrijdag 12 november 2010

Calimero Ajax

Ik kom uit een slaperig Brabants provinciestadje. Een durpske waar alle kleine jongetjes voor PSV waren. Alle jongetjes? Nee, één klein eigenwijs, betweterig etterbakkie was voor de aartsvijand uit Amsterdam. Dat kereltje was ik. Kleine Sander sliep in een Ajax-pyjama (dezelfde als die van Jack van Gelder, maar dan een paar maatjes kleiner), dronk uit een Ajax-mok en had iedere vierkante centimeter muur van z’n kamertje beplakt met posters van überheld Marco van Basten.  

De man die Ajax in Athene met een rake kopbal de Europa Cup II bezorgde. Feest!

Ieder jaar nam mijn vader, zelf die hard PSV-fan, mij mee naar Ajax-Feyenoord. Pure vaderliefde. Ondanks de stevige wandeling van de (gratis) parkeerplaats naar het Stadionplein, zaten we steevast ruim tweeënhalfuur van tevoren op ons plekje, helemaal bovenin het Olympisch Stadion. Het was de tijd van Johnny van ’t Schip, de koning van de schaar, uitgejoeld door de bijdehante Amsterdammers om z’n immer flegmatieke optreden. Het waren ook de jaren van de broertjes Witschge, van Frank Rijkaard natuurlijk, en ook van baltovenaar Bryan Roy.

Maar het was vooral het tijdperk van Marco, mijn held uit Utrecht. Onvergetelijke middagen.  

Helaas is San Marco enkele jaren geleden ongenadig hard van z’n sokkel gekukeld. Als bondscoach bleek hij niet opgewassen tegen spelers met een eigen (afwijkende) mening. Marco had en heeft liever ja-knikkers en vriendjes om zich heen. Het ultieme zwaktebod. En een grote teleurstelling voor mij. Ik dacht dat Marco als manager een stuk slimmer zou zijn.

Tegelijk met Marco’s ondergang is ook mijn onvoorwaardelijke liefde voor Ajax in rap tempo gedoofd. Laat ik er meteen bij zeggen dat dit niets van doen heeft met de mindere periode waarin Ajax al tijden vertoeft. Ik ben geen salonsupporter die alleen in goede tijden fan is van een club. Mijn liefde voor NEC spreekt wat dat betreft boekdelen.
Nee, het is de arrogantie, zo misplaatst dat het bijna lachwekkend is, die me steeds heftiger is gaan tegenstaan. De opgeklopte verwachtingen, ieder jaar weer. Maar vóór alles erger ik me rood, zwart en groen aan het eeuwige gezanik en gezever. Lukt het weer eens niet, dan ligt het altijd aan externe factoren. Aan anderen. Nooit aan de club zelf.

Hoezo bluf? Ajax staat tegenwoordig voor slappe excuses. Voor smoesjes. Ja, Ajax lijdt aan het Calimero-syndroom.   

Mooi voorbeeld van een paar weken terug. Trainer Martin Jol, die ik hoog heb zitten, durft met droge ogen te beweren dat hij tien miljoen nodig heeft om met Ajax successen te boeken. Een giller. Met spelers als Suarez, Sulejmani, De Zeeuw, El Hamdaoui, Van der Wiel en Stekelenburg moet iedere trainer bijna fluitend kampioen worden. Het is in elk geval genoeg om de Champions League te ‘halen’ en (waarom niet?) Europees te overwinteren.

Mijn ‘nieuwe held’ Mario Been selecteerde bij NEC z’n spelers (en staf) op het criterium PIT. Persoonlijkheid, Instelling en Teamspirit. Tip voor Jol: werk met je mannen eens een jaartje heel hard aan die aspecten. En houd verder je mond. Wedden dat Ajax dan in no time kampioen is? Al hoeft dat van mij echt niet meer. Eind jaren ’80 heb ik genoeg lol beleefd aan de rood-witte successen.

1 opmerking:

  1. mooi verhaal! Al moet ik erbij zeggen dat het afgelopen zondag natuurlijk wél aan externe factoren lag bij Ajax :)
    Zoals het dat aankomende zondag doet bij NEC...

    BeantwoordenVerwijderen