zondag 16 januari 2011

Barbiezusjes

"Ik moet je iets bekennen: ik heb over je gedroomd.” Kamergenoot J. kijkt op van haar beeldscherm. Haar donkere ogen zijn nog groter dan anders. Ze is overduidelijk verbaasd. Ik haast me eraan toe te voegen: “Er gebeurde niets spectaculairs, hoor. We waren gewoon aan ’t typen en koffie drinken en zo.” 

J. glimlacht een beetje ongemakkelijk. En ik vraag me de rest van de dag af waarom ik dit verhaal ook alweer met haar wilde delen. 

Is het omdat ik normaal nooit dromen onthoud? Slechts één keer eerder, een paar jaar terug, kon ik mijn droom navertellen. En dat lag net even anders. Die droom droomde ik terwijl ik wakker was. Die droom was keiharde werkelijkheid. Een reconstructie.

A. en ik zijn neergestreken in een Noors bergdorpje. We bivakkeren in een piepklein houten hutje aan een meer. Om ons heen gezellig grote Noorse families en van gezondheid blakende mensen in afritsbroeken. Om tien uur ’s avonds gaan alle lichten uit. Zo’n camping is het.
Omdat ik mijn racefiets thuis heb gelaten, ren ik dagelijks mijn rondje om het meer. Een lusje van een kilometer of zeven. Het kost me een kleine veertig minuten. Als ik terug ben, neem ik een duik in het ijskoude water. Zo gaat het vier dagen lang.

Op dag vijf gebeurt het. 

Ik ben ongeveer halverwege als ik in de verte twee mensen zie aankomen. Met van die langlaufstokken, niks bijzonders in deze regio. Als ik iets dichterbij kom, zie ik dat het twee vrouwen zijn. Nog iets dichterbij gekomen, zie ik dat het twee barbies zijn. Zusjes. Een witblonde tweeling, met glanzend haar tot op de billen. Goddelijke lijven in strakke trainingspakjes, zwoele blikken.

Ik struikel bijna over m’n eigen benen en mompel iets dat op ‘Hei’ lijkt. Dat is Noors voor hoi.

Geniale openingszin.    

De zusjes zijn voorbij voor ik het weet. Ik kijk achterom en wrijf in m’n ogen. Ik verwacht ieder moment dat Ralph Inbar uit de struiken springt, maar er gebeurt niets. Bij terugkomst vertel ik het verhaal in geur en kleur aan A. Als ik uitgepraat ben, kijkt ze me geamuseerd aan. Maar ook een beetje bezorgd. “Weet je zeker dat je niet te diep gaat, met dat rennen?”, is het enige dat ze vraagt.

De rest van de vakantie maakt A. bijna iedere dag een geniale grap: “Hé Sander, kijk, daar heb je je hoogblonde, superslanke, gewillige barbiezusjes. O nee, ik lag even te dagdromen.” Haha. Lachen.

De allerlaatste dag van ons verblijf op Noorse bodem. Het regent, dus we slenteren een beetje door het dorpje. We doen wat laatste inkopen voor de terugreis en nemen verveeld een kijkje in zo’n kitscherig  souvernirwinkeltje. ‘Hei. Kan jeg hjelpe deg?’, klinkt het van achteruit de winkel. In koor!

A. en ik draaien ons om. We staan oog in oog met twee prachtige blonde godinnen. Zusjes.

Het Noorse vlaggetje dat we die middag gekocht hebben, staat nog steeds op m’n nachtkastje. Als stille getuige van een onvergetelijke triomf!

2 opmerkingen: