dinsdag 14 september 2010

Bekeerling

Twentenaren hebben het relativeren tot kunst verheven. Ik kan het weten, want mijn vrouw komt uit het oosten des lands. Een van de lessen die Annemie mij heeft geleerd, is het vergelijken van je eigen ellende met die van andere, nog minder fortuinlijke types. Dat helpt altijd, beweert ze.

Afgelopen week konden we de proef op de som nemen. Al na tien kilometer Franse autoroute reden we met een gangetje van 140 per uur de eerste file in. Ik zag onmiddellijk een lange, warme dag voor me, met een jengelende Max achter me en een oververhitte motor voor me. En dus ontplofte ik bij het zien van de eerste knipperende remlichten. Heel even maar keek Annemie me aan met een mengeling van verbazing, milde spot en vertedering. “Ach“, zei ze toen kalmpjes, “het zal in elk geval nooit zo erg zijn als in China. Daar staat een stelletje pechvogels al een week in de file.”

Hoogsensitief als ik ben pikte ik de subtiel verborgen boodschap moeiteloos op (“niet zeuren, Peters’). En dus probeerde ik me de rest van de dag verwoed een beeld te vormen van tienduizenden kamperende Chinezen op de snelweg. Met redelijk succes, want toen we na een slopende reis van veertien uur thuiskwamen, voelde ik vooral blijdschap dat we de nacht niet in de auto hadden hoeven doorbrengen.

Nog even en ik ben een echte Tukker.

Goed, relativeren helpt, maar toch word je er wel eens een klein beetje gek van. Soms ook is het (onbedoeld) ronduit humoristisch. Zo ook vanmorgen. Annemie had een vriendin aan de telefoon, die uiterst nerveus was voor een belangrijke presentatie. “Waar ben je nou het meest bang voor?”, hoorde ik mijn vrouw vragen. “Dat je flauwvalt, zeg je? Nou en! Als dat het ergste is! Dan lappen ze je weer op en ga je gewoon weer verder. Dan heb je het gehad. Ik geloof écht niet dat je meteen daarna weer van je stokje gaat.”

Tja. Twentse logica. Geen stok tussen te krijgen, maar of het nou echt geruststellend is? Van de andere kant: Annemie heeft mij ook wel eens met succes bemoedigend toegesproken toen ik me druk maakte over mijn magere pensioenregeling. Letterlijk zei ze toen: “Wat kan er nu gebeuren? In het slechtste geval eindigen we samen in een doos onder de brug. Gezellig toch?!”

Ik vond (en vind!) dat zo’n ontzettend knus vooruitzicht dat ik sindsdien geen kritische vraagtekens meer plaats bij al dit Twentse relativeringsgeweld. Het is net als met religie: als je wil geloven, kun je geloven. En dus heb ik mij bekeerd tot de oostelijk orthodox-positivistische kerk. Ik kan het iedereen aanraden...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten